Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6619

6619 Het zich verantwoorden voor het gerecht - Openlijk belijden

12 augustus 1956: Boek 71

Treedt op de voorgrond, u mijn dienaren, als het er om gaat Mij en mijn leer te verdedigen. Want u zult gedrongen worden in deze situatie waarin u zich openlijk zult moeten uitspreken voor Mij. Er zal steeds openlijker worden gediscussieerd, hoe het zit met het werk van verlossing. De mens Jezus en Zijn lot op aarde, Zijn smadelijk einde wordt wel voor mogelijk gehouden, maar een goddelijke zending van deze mens zal nooit worden erkend en daarom zal ook het geloof in Hem, als Verlosser der mensheid, verworpen worden en in elk opzicht belachelijk worden gemaakt, om de mensen tot zakelijk denken te brengen dat niet op religieuze grondslag berust. En dit is de tijd waarop u op de voorgrond zult moeten treden. En wie met mijn geest is vervuld, zal ook niet anders kunnen dan het voor Mij en mijn naam op te nemen, want zijn innerlijke overtuiging zal hem ijverig laten spreken en weerleggen en hij zal proberen ook zijn medemensen tot deze overtuiging te brengen. Daarom dus vervaardig Ik me deugdelijke werktuigen, daarom doe Ik hen de waarheid toekomen en met haar tegelijk het vermogen van inzicht, want dan zal het nodig zijn met hun weten op de voorgrond te treden om met de tegenstander strijd te kunnen leveren die uitgevochten wordt met het zwaard van de mond. Waar Jezus Christus maar wordt gekleineerd, waar er aan Zijn missie wordt getwijfeld en deze twijfel openlijk wordt uitgesproken, daar zult u - mijn aanhangers en verdedigers op aarde - uw taak moeten inzien en vervullen. Want u zult het kunnen omdat u bent ingewijd in mijn heilsplan, omdat elke samenhang voor u duidelijk is en omdat u zelf vast en overtuigd zult geloven in Hem die u verlost heeft uit uw gebonden zijn. Alleen tegenwerpingen die zo overtuigd zijn, zoals u ze als wetende in staat bent over te brengen, kunnen uw tegenstanders tot zwijgen of tot nadenken brengen. En of u ook deze tegenstanders niet zult kunnen winnen, dan toch nog enkele medemensen die er eveneens door getroffen zijn en beginnen na te denken.

U zult dan moedig en zonder schroom moeten spreken, want Ik zal u de woorden in de mond leggen. En wegens de wijsheid die uit uw spreken kenbaar is, zult u verwondering tevoorschijn roepen bij diegenen die nog niet geheel in de macht van mijn tegenstander zijn. Die anderen echter zullen u beschimpen en belachelijk maken, maar dat zult u ter wille van mijn naam op u moeten nemen, zoals het al vaak voorspeld werd dat men over u recht zal spreken omdat u mijn aanhangers bent op aarde. Deze tijd komt zo zeker als de ene dag volgt op de andere. Ook als het u nu nog toeschijnt dat het aantal mensen dat Mij belijdt voortdurend groter wordt; het gaat om het levend belijden van Jezus Christus en dat tracht mijn tegenstander steeds meer tegen te gaan. Zijn inwerking is er op gericht dat de mensen alles - ook het religieuze leven - samensmelten met de wereld, dat zij het uiteindelijk zelf tot iets werelds maken maar de innige band met Mij maar zelden of helemaal niet tot stand brengen, al naar gelang hij zijn invloed op de afzonderlijke mensen kan uitoefenen.

Maar zelden is er een waar en levend Christendom te herkennen dat daarin bestaat dat de mensen liefde onder elkaar beoefenen, dat ze in de geest van mijn goddelijke leer van liefde leven, dat al hun denken en handelen bepaald is door de liefde en dus ook volgens mijn wil is. En daarom wordt het belijden voor de wereld steeds noodzakelijker, omdat ieder mens angstvallig zijn innerlijke gezindheid tracht te verbergen wanneer die goed - dat wil zeggen op Mij gericht - is, daarentegen openlijk tevoorschijn komt waar tegen Mij en mijn leer wordt opgekomen. Steeds zal men het afwijzen van mijn woord en mijn leer openlijk bekennen, doch het samengaan met Mij angstvallig trachten te verbergen. En de medemensen die nog zwak zijn kunnen zich geen versterking verschaffen die ze nodig hebben en ook verkrijgen moeten door ijverige belijders van Mij zelf. Daarom stel Ik aan u de eis openlijk op te komen voor Mij en mijn rijk wanneer dit bekennen geƫist wordt. Want alleen door het openlijk belijden zult u mijn tegenstander kunnen tegenwerken en zijn invloed ondermijnen. Wie Mij openlijk voor de wereld belijdt kan dit ook vanuit een innerlijke overtuiging en hij zal resultaat hebben bij de medemensen en ook bij hen het geloof versterken.

Maar wanneer er angstvallig gezwegen wordt zullen ook de zwakgelovigen de moed niet opbrengen hun geloof te bekennen. Maar het openlijk getuigen heft alle remmingen op en bevrijdt u van de vrees, want Ik zelf vervul u met kracht als u openlijk een getuigenis voor Mij zult willen afleggen. En dan is ook uw optreden zelfbewust tegenover diegenen die over u rechtspreken. Weliswaar zal uit hun mond gif en gal naar u worden gespuugd, wat nauwelijks indruk op u kan maken, want nu toont zich de kracht van het geloof en de kracht van het woord dat Ik zelf door u tot dezen zal richten. Ze zullen er geen antwoord op kunnen geven en alleen in machteloze woede trachten u te vervolgen, maar niets tegen mijn macht en kracht kunnen uitrichten. Maar wie angstvallig zijn houding tegenover Mij tracht te verbergen zal steeds zwakker worden, want hem kan Ik niet bijstaan eer hij zich tot Mij bekent. Steeds weer vermaan Ik u daarom en steeds weer haal Ik mijn woorden voor u aan: "Wie Mij voor de wereld bekent, die zal Ik ook voor mijn Vader bekennen". Denk daaraan wanneer de tijd komen zal dat u voor deze beslissing wordt geplaatst en denk eraan dat het niet in uw nadeel is, omdat Ik alleen het ben die u kan geven of van u afnemen en dat u daarom in de eerste plaats aan mijn wil en aan mijn eisen zult moeten denken voordat u de eis van het aards gezag nakomt als deze tegen Mij en mijn naam gericht is. Wilt u Mij trouw blijven, neem dan getroost op u wat u bedreigt, want Ik kan en zal alles van u afwenden als u zich openlijk tot Mij bekent en dan zal mijn macht en heerlijkheid openbaar worden. Dan zult u meemaken waartoe de kracht van het geloof in staat is.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte