Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6616
6616 De vrees voor de dood
8 augustus 1956: Boek 71
De dood is slechts een doorgang tot het leven dat eeuwig duren zal. En u mensen zou allen de dood niet hoeven te vrezen als uw levenswandel op deze aarde naar mijn wil zou zijn. Als u deze aardse weg in de goddelijke orde afgelegd zou hebben, zou u ook geen schrik overvallen in het aangezicht van de dood. Uw ziel zou zich verheugen het aardse lichaam te kunnen ontvluchten, om in haar vaderland binnen te mogen gaan waar het aardse lichaam geheel overbodig is. Maar toch kan dan niet van een vergaan gesproken worden, integendeel, de ziel wacht een vrij leven vol van licht en kracht. Jezus Christus is op de derde dag uit Zijn graf verrezen. Hij heeft u getoond dat er geen vergaan is na de lichamelijke dood. Hij heeft u het bewijs gegeven dat een juiste levenswandel alleen maar een verandering van een aards in een geestelijk lichaam tot gevolg heeft, dat de mens blijft bestaan en alleen zijn omhulsel een verandering heeft doorgemaakt, die echter voor het verblijf in het geestelijke rijk absoluut noodzakelijk is.
En u allen zou deze verandering bij uzelf tot stand kunnen brengen, en dan zou de dood waarlijk zijn prikkel hebben verloren. Maar omdat u mensen niet gelooft aan een leven na de dood, blijft u in gebreke uzelf op uw verblijf in het geestelijke rijk voor te bereiden. En omdat uw ziel helemaal geen uitzicht heeft na de lichamelijke dood een helder stralend geestelijk kleed aan te trekken, vreest u de dood - en dat ook met recht. Want u kunt weliswaar niet vergaan, maar de gebondenheid aan de aarde kan u nog eigen zijn en het ontwaken na de dood zal dan niet vreugdevol zijn. Maar u zult ontwaken, al is uw ziel nog zo gebrekkig gevormd. Zij zal het ondervinden dat zij niet vergaan is en ook niet vergaan kan. En onbewust vrezen de mensen dit lot, die angst hebben voor de dood.
U moet echter aan Hem denken, die de dood overwonnen heeft. Jezus Christus wil u tot leven wekken. Hij wil u een eeuwig onverwoestbaar leven geven dat u nimmermeer verliezen zult. Neem Zijn genadegeschenk aan en denk in bange uren aan Hem. Beveel Hem uw ziel aan en bid tot Hem dat Hij zich over haar ontfermt en haar mag helpen om te leven. En u zult deze bede waarlijk niet tevergeefs tot Hem hebben gericht. Uw vrees zal verdwijnen en plaats maken voor een zalige rust. Een rust die alleen Jezus Christus haar kan schenken. Een levend geloof in Jezus Christus verjaagt alle angst voor de dood, want dan weet de mens dat hij zal opstaan ten leven, zoals Jezus opgestaan is op de derde dag. Wie echter dat geloof in Hem niet bezit, die vreest de dood of hij meent vergankelijk te zijn en dat hij zal terugkeren tot niets, waaruit hij zich ook voortgekomen waant. En het zal voor hem een onaangenaam ontwaken zijn, evenals voor allen die op aarde zonder Christus leefden. En het zal lang duren voordat zij zich ervan overtuigd hebben dat zij niet zijn vergaan, maar dat zij alleen een uitweg uit hun dode staat kunnen vinden als zij Hem aanroepen, die zij op aarde niet wilden erkennen, die echter alleen hun weer het leven kan schenken.
De dood hoefde alleen maar de overgang te zijn naar een nieuw, onvergankelijk leven. Hij hoefde in geen geval de mensen te verontrusten, omdat Jezus Christus hem heeft overwonnen. Want Hij heeft het verlossingswerk volbracht om de mensen te bevrijden uit een toestand die Zijn tegenstander in de wereld heeft gebracht. Maar het verlossingswerk en de opstanding van Jezus worden door de mensen niet juist gewaardeerd. Velen weten er van, maar geloven toch niet en daarom kunnen zij uit de gevolgen van het verlossingswerk en de opstanding ook geen voordeel trekken. Doch een levend geloof geeft de mensen het vaste vertrouwen en ontneemt hun daarom ook elke vrees voor de dood. En dezen zullen zalig inslapen in de Heer en met vreugde ontwaken bij Hem, in het rijk van licht en gelukzaligheid. Want voor dezen is er voor eeuwig geen dood meer, voor hen is er alleen nog maar een eeuwig leven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte