Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6553
6553 De verbinding met God: in liefde werkzaam zijn
23 mei 1956: Boek 70
U treedt met Mij in verbinding wanneer uw gedachten zich naar Mij verheffen. Maar deze verbinding kan te allen tijde weer worden verbroken, omdat uw gedachten nooit lang bij hetzelfde blijven stilstaan. En daarom moet steeds weer opnieuw de wil actief zijn dat uw gedachten zich met Mij bezighouden. Maar het is anders wanneer u de verbinding met Mij tot stand brengt door in liefde werkzaam te zijn. Dan trekt u Mij zelf naar u toe en dan neemt u ook de liefdeskracht in ontvangst die u steeds meer aan Mij bindt, zodat de band niet zo gemakkelijk kan worden verbroken. Want wie eenmaal de liefde in zich heeft ontstoken, die zal ook de kleine vlam voeden. Hij zal zich niet tevreden stellen met één werk van liefde, maar juist door mijn kracht, door mijn aanwezigheid tot steeds nieuwe werken van liefde worden aangespoord.
De liefde is waarlijk de meest hechte band die u met Mij aaneensluit. Een mens die maar vaak zijn gedachten naar Mij verheft, wordt nu eveneens aangespoord in liefde werkzaam te zijn. Want zijn denken aan Mij, aan zijn God en Schepper, is altijd een teken van goede gezindheid. En zulke verbindingen die in gedachten vaak tot stand worden gebracht, zullen ook zeker een uitwerking hebben op zijn willen en denken - dat zich noodgedwongen in banen zal bewegen die overeenstemmen met mijn wil. De verbinding met Mij kan nooit zonder goede uitwerking blijven en daarom kan ze de mensen niet genoeg worden aanbevolen. Maar werken van liefde zullen steeds het krachtigste effect hebben. In elke levenssituatie nu is de mens gelegenheid gegeven zich met Mij te verbinden. En wie van goede wil is, die zal de gelegenheden ook benutten. Maar zolang de gedachten van de mens naar andere doeleinden uitgaan, zolang de mens in de eigenliefde leeft, zoekt hij Mij niet, maar houdt hij zich van Mij gescheiden. En zolang hij zonder enige band met Mij leeft, bevindt hij zich nog in de macht van mijn tegenstander, die zijn wil verkeerd richt en invloed op hem heeft, omdat de mens hem geen weerstand kan bieden. Omdat hij geen kracht bezit, die alleen in hem kan groeien door werken van liefde. Omdat Ik zelf hem niet kan bijstaan, want hij maakt mijn tegenwoordigheid onmogelijk door zijn verkeerd willen en denken.
Er zijn twee doelen die de mens in gedachten kan nastreven, maar beide doelen zijn totaal verschillend. Ben Ik zelf echter het doel van zijn gedachten, dan kan de mens aan het einde van zijn leven op aarde grote winst boeken, want de band met Mij levert hem ook een grote genadeschat op, die juist deze bereidwilligheid van de mens vooropstelt om benut te worden. Ik doe waarlijk alles om de gedachten van de mens in het aardse bestaan op Mij te richten, om hem ertoe aan te zetten in liefde werkzaam te zijn, maar ook mijn tegenstander zal niets onbeproefd laten. En de mens zelf geeft de doorslag, want zijn wil is vrij. Maar zijn leven zal nutteloos zijn wanneer hij de weg naar Mij niet vindt, terwijl het ook rijk gezegend kan zijn wanneer hij zich in gedachten met Mij verbindt en mijn aanwezigheid verzekerd wordt door in liefde werkzaam te zijn. Want dan zal hij voor eeuwig met Mij verbonden blijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte