Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6466

6466 Arbeid in de wijngaard in de laatste tijd

2 februari 1956: Boek 69

De machten der duisternis zullen de overhand verkrijgen, omdat het naar het einde loopt. Daarom zal u zich niet moeten verwonderen dat goddelijke werkzaamheid niet wordt herkend en dat belemmeringen duidelijk zichtbaar zijn, ook bij diegenen die wel geloven maar een niet zo diep geloof hebben dat hen vrij en openlijk zal laten spreken en handelen naar Mijn Wil. De wereld staat op de voorgrond en het geestelijke leven lijkt de mensen ongeloofwaardig, de kloof is te groot en kan maar met moeite worden overbrugd, en daarom zullen ook Mijn arbeiders moeilijk het kontakt tot stand kunnen brengen, want altijd zal de wereld meer aandacht krijgen en de duistere krachten zullen steeds tussenbeide komen en eerder toegang vinden in de harten der mensen.

Daarom moet er ook van voortdurende strijd tegen de duisternis worden gesproken en ook de mijnen moeten strijders zijn, opdat ze zelf niet worden overwonnen, opdat ze niet zwak worden in het geloof maar de band met MIJ zo innig tot stand brengen dat ze van MIJ de kracht betrekken om onwankelbaar te geloven. De wil om voor MIJ en Mijn rijk te arbeiden geeft het geloof ook de nodige sterkte, want niemand zal Mijn bijstand hoeven te ontberen die zich MIJ ten dienste aanbiedt. En de arbeid voor Mijn rijk wijs IK hem Zelf zo toe zoals hij in staat is hem aan te kunnen. Dus zal alles zo op u afkomen dat u vanzelf zult doen en spreken zoals het goed is en doelmatig voor ieder mens apart.

Een aktiviteit van grote omvang om voor MIJ te spreken zal slechts zelden mogelijk zijn, omdat nog maar enkele zielen de weg naar MIJ vinden, terwijl Mijn tegenstander heel wat grotere invloed uitoefent op de wil van de mensen en IK hem pas dan paal en perk kan stellen, wanneer zijn tijd is gekomen. En daarom al zult ΓΌ ook kunnen herkennen dat het einde dichtbij is, want de tegenstander woedt omdat hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft en hij opent alle poorten van de hel zoals het sinds lange tijd is aangekondigd.

Maar u die MIJ zult willen dienen, hebt een buitengewone toevoer van genade door Mijn Woord. U zult dus zijn werkzaam zijn niet hoeven te vrezen, maar het zal u ook begrijpelijk zijn, waarom u op weinig succes zult kunnen bogen. Toch zult u met steeds dezelfde liefde uw medemensen die zich door de wereld gevangen hebben laten nemen tegemoet moeten treden, u zult ze moeten beschouwen als zieke zielen en steeds bereid zijn hun een goed medicijn, d.w.z. Mijn Woord te verstrekken als ze zich tot u wenden om hulp; Maar u zult niet moeten trachten ze over te halen zolang ze u afweer laten merken, want dan zijn ze nog in de macht van Mijn tegenstander, die alles doet om ze van MIJ af te houden en die daarom ook openlijk tegen u ageert, zodat u vijandig zult worden bejegend.

Maar u zult zacht als de duiven en wijs als de slangen moeten zijn: U moet u inhouden waar u deze afweer ondervindt en wachten tot men u zelf tegemoet komt; De arbeid voor MIJ en Mijn rijk vraagt wel moed om te strijden, maar ook een wijs optreden tegen het kamp van Mijn tegenstander: En deze leiding neem IK zelf op ME, zodat u slechts dan zult moeten handelen, wanneer u de drang in u zult voelen, want deze leg IK u dan Zelf in het hart.

De tijd zal nog komen waarin u openlijk zult kunnen en moeten opkomen voor MIJ en Mijn Naam. Maar nu (gespr.1956 opm.v/d uitg:) moet uw arbeid nog stil worden verricht, indien de weerstand nog te groot is. Beveel mij dan deze ziel aan om welke u worstelt en houd u alleen gereed naar voren te treden wanneer het nodig is. Houd alleen de band met MIJ altijd overeind en laat uzelf niet door de wereld gevangen nemen, dan hoeft u ook niet te vrezen om zwak te worden in tijden van nood. Dan zult u MIJ toegewijde knechten zijn in de komende tijd, wanneer de beslissing van u wordt gevraagd MIJ en Mijn Naam te belijden voor de wereld.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte