Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6459

6459 Voorbede voor Lucifer

24 januari 1956: Boek 69

Geen wezen onttrek Ik Mijn Liefde, al is het nog zo diep gezonken, al is het nog zo ver van Mij verwijderd. Want het is eens uit Mijn Liefde voortgekomen en zal eeuwig in Mijn Liefde blijven. En dit geldt ook voor het eerstgeschapen wezen, wiens zondigheid het oneindig ver van Mij verwijderde, wiens aanmatiging de val in de diepste diepte tot gevolg had en dat eeuwige tijden nodig heeft tot het weer de weg naar Mij heeft teruggevonden, tot het weer in zijn vaderhuis zal terugkeren en als Mijn zoon weer door Mij wordt opgenomen, tot ook zijn liefde Mij weer geheel en al toebehoort.

Dit wezen was van eeuwigheid voorbestemd voor de hoogste gelukzaligheid en daarom was het geschapen als Mijn evenbeeld, dat onbeperkt over licht en kracht kon beschikken en daarom was ook zijn gelukzaligheid onbegrensd. Dat dit wezen gevallen is, deed het zondig worden in een mate, waarvoor u mensen elk begrip ontbreekt. Want het bezat het hoogste inzicht. Het zondigde bewust tegen Zijn Schepper en Vader, Die het ook herkende als zijn Oorsprong, echter niet wilde erkennen. Dit was zijn zonde, omdat het door het afwijzen van Mij Zelf, Mijn Liefde afwees en zo dus de verwijdering van Mij - zo diep als een afgrond - tot stand bracht. Het wierp zich bewust op als Mijn tegenstander, als Mijn vijand, en streed voortaan tegen Mij.

Voor een terugkeer van dit wezen zijn eeuwigheden nodig, omdat het dezelfde weg terug moet gaan om bij Mij te komen en omdat ook het zich van Mij afkeren eeuwigheden heeft gevergd, omdat de klim omhoog ook bij hem trede voor trede moet worden afgelegd en niet willekeurig kan worden overgeslagen. Een plotselinge wilsverandering van dit wezen is daarom niet mogelijk, omdat het zich niet gevangen liet nemen zoals alle andere gevallen wezens. Want hem, als Mijn eerstgeschapen lichtdrager, liet Ik de vrijheid, toen hij weigerde dezelfde gang door de schepping te gaan.

Maar deze weigering werd voor Mij een dienst, evenals voor het door zijn schuld in de diepte gevallen wezenlijke. Hij diende Mij nu als tegenpool, in de vrije wilsbeslissing van het andere gevallene. Ook aan hem is elke mogelijkheid om terug te keren in het vaderhuis ontsloten, omdat ook hem Mijn nooit eindigende Liefde geldt. Maar de wil van geen enkel wezen dwing Ik om Mij volgzaam te zijn. Dit is het verschil, dat Ik niemand door Mijn Macht bind, terwijl hij zijn wezens geketend houdt. Wanneer Ik het wezenlijke bind in de scheppingswerken en het de vrije wil ontneem, dan is dit een werk van Mijn Liefde voor het ongelukkige, dat Ik alleen maar aan zijn macht ontruk, om het in staat te stellen, eens vrij te kunnen kiezen.

Maar hij zelf staat onder geen enkele macht. Hij is vrij en alles wat hij doet is zijn innerlijke aandrift en deze is waarlijk slecht. En nooit zal hij zijn weerstand tegen Mij opgeven, zolang hij sterk is. Pas wanneer hij van zwakte op de grond ligt, zal hij naar Mij roepen.

Maar anders is het gesteld met de wezens, die hij in de diepte heeft gestort, die door de afstand Mijn Kracht van Liefde kwijt raakten, ofschoon Ik Zelf hun de liefde niet onttrok en die door zijn macht eeuwig in de diepte zouden worden vastgehouden, wanneer Ik het totaal krachteloze niet zou bijstaan en het zolang aan zijn invloed zou onttrekken, tot het weer zoveel kracht bezit, vrij te kunnen beslissen in de keuze van zijn heer. Dan eist Mijn tegenstander zeer zeker zijn recht op, dat Ik hem niet zal weigeren, omdat de wezens hem eens vrijwillig zijn gevolgd. Dus dan, in het stadium als mens, vindt de geestelijke strijd plaats; de beïnvloeding van de vrije wil van de mens door goede of slechte krachten. En de liefde geeft in deze strijd de doorslag. De liefde moet en zal steeds zegevieren.

En u zult nu begrijpen, dat en waarom liefdevolle voorbede voor dit worstelende geestelijke het beste resultaat heeft. U zult begrijpen, dat Mijn Macht niet mag ingrijpen, omdat Ik geen wezen dwing; dat tegenover Mijn tegenstander steeds alleen maar liefde kan worden gesteld en dat dat het enige wapen is, waarvoor hij bezwijkt. Het maakt hem zwak, zodat hij het aan hem toebehorende vrijlaat.

De grootste daad van liefde voor de verlossing van het onvrije bood Jezus Christus aan en Hij ontrukte daardoor de tegenstander al die zielen, die onder Zijn kruis vluchtten. Maar om de weg naar het kruis te nemen, daar hebben veel wezens ook nog hulp bij nodig, die hen dus door liefdevolle voorspraak van de kant van reeds vrije mensen kan worden verleend. Voorbede in liefde is een grote factor bij de verlossing van de zielen, die zich in de macht bevinden van Mijn tegenstander, die het enige wezen is in de gehele oneindigheid, dat heersen wil en dat dwang uitoefent op het oeraanvankelijk in volledige vijheid geschapen geestelijke, die echter niet in Mijn Macht is, inzoverre, dat Ik te beslissen heb hoe hij moet denken, willen en handelen. Van Mij uit is ook dit wezen volledig vrij.

Tot wie zou u dus nu willen voorspreken voor dit wezen? En wat wilt u door uw gebed wel bereiken? Dat Ik zijn wil verander? Dat Ik zijn haat verzacht? Dat Ik hem zal bewegen terug te keren, wat hij vrijwillig moet aanpakken?

Hem staan alle wegen open. Ik hinder hem niet, maar Ik oefen geen enkele dwang op hem uit, zelfs geen dwang door liefde, omdat zíjn val iets anders was en is dan de val der wezens, die hij in het leven riep met Mijn Kracht, en omdat hij de vijand is van hen en hen als vijand behandelt, omdat hij verhindert, dat deze wezens weer gelukkig en gelukzalig worden zoals eens. Tegenover Mij staat hij als tegenstander en hij laadt zonde op zonde op zijn hoofd, zolang hij zijn macht misbruikt en het wezenlijke in het stadium van de vrije wil zo in het nauw brengt, dat de terugkeer voor het wezenlijke naar Mij juist alleen mogelijk is, door de hulp van Jezus Christus.

Alleen de liefde verlost uit zijn macht. En zou u hem willen verlossen, dan zou u van hem moeten houden. En dat betekent, u met hem te verbinden. Uw hulp, die u zult kunnen verlenen, bestaat alleen daarin, zijn aanhang te verlossen, opdat hij zwakker zal worden. Want nooit zal hij veranderen, zolang hem nog iets geestelijks toebehoort. Pas wanneer hij alleen staat, wanneer al het door hem eens ten val gebrachte weer omhoog is geklommen, zal hij zijn haat, zijn hoogmoed en zijn Mij weerspannige wil opgeven. En dan kan Mijn Liefde hem vastpakken en kan Ik weer een liefdevolle Vader voor hem zijn. Want dan begeert hij weer Mijn Liefde, zoals het was in het allereerste begin.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte