Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6438
6438 Reden en doel van de geboorte van Jezus
29 december 1955: Boek 69
De kern van de leer van Christus is het gebod van de liefde, omdat de liefde de mensen ontbreekt en de liefde toch het belangrijkste is wanneer uw positieve ontwikkeling moet vorderen, wil de ziel aan het einde van haar aardse leven opgenomen worden in het lichtrijk. Daarom kwam God zelf naar de aarde in de mens Jezus om hun vooreerst de weg te tonen die terugvoert naar Hem die het wezen weer zo vorm zoals het eens uit God is voortgekomen.
De mens Jezus onderwees de liefde en leefde haar zelf voor aan de mensen. De mens Jezus bewees de mensen door Zijn leven in liefde ook het bereiken van de volmaaktheid. Hij bewees hun dat het mogelijk is door de liefde in een toestand te komen die de aaneensluiting met God mogelijk maakt en bijgevolg licht en kracht in overvloed oplevert. Want Hij was als mens hetzelfde als ieder ander mens. Wat Hem naar de vereniging met God voerde, wat Hem de kracht opleverde om wonderen te verrichten, wat Hem helder inzicht en diepste wijsheid schonk, was alleen de liefde die allesoverheersend in Hem brandde voor God en voor Zijn medemensen. En deze liefde wilde Hij de mensen voor het eerst als het belangrijkste voorstellen, dat zij deze beoefenen net als Hij, ze dus Hem zouden moeten navolgen in hun levenswandel om weer de vroegere volmaaktheid te bereiken die ze door hun afval van God eens in de geestelijke wereld hadden verloren.
Maar de mensheid was juist door deze vroegere afval van God zwaar belast. Er drukte een zondeschuld op haar waar de mens Jezus vrij van was. Een zondeschuld die ook de gewillige mensen steeds weer naar beneden trok, die ook een andere heer het recht gaf, de vooruitgang te verhinderen. Een heer die tegenover Jezus stond, die geheel zonder enige liefde was en die daarom de mensen die door de zondeval zijn eigendom waren geworden, het werkzaam zijn in liefde verhinderde waar het maar mogelijk was.
De liefdesleer van Christus zou wel door de mensen kunnen worden aangenomen, maar niet nageleefd zolang ze nog in de macht waren van diegene die eens de schuld had aan hun val. En dus moest eerst diens macht worden gebroken. De mensen moesten eerst van hem worden bevrijd, het moest hun mogelijk worden gemaakt de weg naar boven te gaan. Iemand moest hen helpen, omdat ze alleen te zwak waren, zelfs wanneer ze van goede wil waren. De last die de mensen geketend hield aan hun cipier, moest van hen worden afgenomen. En deze last, de zondeschuld van de vroegere opstand tegen God, konden ze zelf niet aflossen of tenietdoen, omdat die ontzaglijk groot was en eeuwig het opgaan tot God zou hebben verhinderd.
Daarom nam Jezus deze missie op zich om voor de mensen, voor Zijn gevallen broeders de schuld teniet te doen, voor ze te boeten en de mensen te verlossen uit de macht van de tegenstander. Want Jezus was eveneens een uit Gods liefde voortgekomen wezen, net als Zijn broeder Lucifer, en Hij erkende als een bij God gebleven Engelgeest de grote nood van het gevallene en de onmogelijkheid uit eigen kracht vrij te worden van deze nood, wanneer het geen hulp werd geboden. En Zijn overgrote liefde bood zich aan voor deze hulpverlening: zich op aarde in de mens Jezus te belichamen en de eeuwige Godheid als omhulling te dienen, de eeuwige Liefde Die deze zondeschuld teniet wilde doen door boetedoening die Ze in de mens Jezus realiseerde.
Pas na het werk van verlossing was het de mens mogelijk vrij te worden en uit de duisternis op te staan door werken van liefde, door het naleven van de leer die Jezus op aarde heeft gepredikt. Want voordien zouden de mensen daartoe niet in staat zijn geweest, omdat ze nog geketend waren, omdat hun wil door de zondelast zodanig was verzwakt dat ze telkens weer zouden zijn afgegleden door de invloed van de tegenstander. De zielen behoorden hem toe en vrijwillig zou hij ze nooit hebben afgestaan, maar Jezus betaalde de schuld door Zijn lijden en sterven aan het kruis.
De goddelijke Liefde Die zich in de mens Jezus belichaamd had, deed zelf de schuld teniet en de mensen werden vrij. Zodra ze Jezus als de goddelijke Verlosser erkennen en ook voor zich aanspraak maken op Zijn werk van barmhartigheid, zodra ze geloven dat God in Jezus zich om de mensen heeft bekommerd, om hun de weg van de terugkeer naar Hem mogelijk te maken. Zodra ze nu ook leven in de navolging van Jezus, zodra ze een leven leiden in liefde en zich weer vormen tot dat wat ze waren in het allereerste begin: wezens vol van licht en kracht, die zich door de liefde verenigden met God.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte