Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6388
6388 Het wijzen op gebeurtenissen in de natuur
30 oktober 1955: Boek 68
Overal heen leid Ik mijn woord. En Ik ken ook de juiste middelen en wegen opdat de gewillige mensen in het bezit van het geestelijk goed komen dat in Mij zijn oorsprong heeft. Want Ik weet wie bereidwillig is Mij aan te horen. En voor Mij is waarlijk alles mogelijk, ook dat Ik zelf hen toespreek in de vorm die voor hen bevorderlijk is. Maar Ik denk ook aan diegenen die geheel leeg zijn, die het verlangen naar mijn toespreken nog niet hebben gevoeld, die voortgaan zonder op Mij gerichte gedachten, die alleen oog hebben voor de wereld en haar goederen. Ook hun doe Ik mijn woord toekomen. Ook zij worden steeds weer door Mij aangesproken, maar niet opdringerig, zodat ze Mij wel kunnen horen, maar niet moeten horen.
Vooreerst moet de wil in hen actief worden iets te horen uit andere sferen dan die waarin ze zich bevinden. Maar steeds weer komen zulke stimuleringen door gesprekken, boeken, gebeurtenissen in de wereld of eigen nood en tegenslagen. De mens kan dan zijn gedachten de juiste richting geven, naar de oneindigheid, naar Mij, naar geestelijke sferen. En al naar gelang zijn wil wordt hij nu ook gevoed.
Geloof dus niet dat Ik een mens mijn liefdevolle hulp onthoud. Geloof niet dat een mens zich zou moeten redden zonder mijn genadegave. Ik zorg voor allen, maar het resultaat is een eigen aangelegenheid van de mens die een vrije wil heeft. Maar mijn woord zal in heel de wereld worden gehoord, want Ik heb daar steeds alleen maar een bereidwillig mensenkind voor nodig dat zijn hart opent voor Mij en de waarheid rechtstreeks van Mij kan ontvangen. En deze waarheid zal het dan ook doorgeven, omdat Ik de mensen ken die bereid zijn te ontvangen en mijn mensenkinderen samenbreng waar er maar een kleine vooruitgang is te verwachten.
En steeds zullen boden van het licht uitdelen, waar het ook is. En allen zullen dezelfde waarheid verkondigen, omdat ze mijn afgezanten zijn die in de eindtijd overal en in alle landen zullen optreden. Geen hongerende ziel zal zonder sterking blijven en geen verlangend hart onvervuld.
En Ik leid alles. Hemel en aarde regeer Ik volgens mijn wil en ieder afzonderlijk schepsel verzorg Ik en verschaf Ik mogelijkheden zalig te worden. Ik wek overal ware predikers op aan wie mijn geest ingeeft wat ze moeten spreken en die Mij ook zo innig zijn toegewijd dat Ik door mijn geest ook werkzaam kan zijn. Overal zullen er resultaten te behalen zijn, maar overal zullen er ook mensen zijn die elke toegang tot hun hart beletten, die wel ook mijn woord horen, maar er volledig afkerig tegenover staan en daarom ook geen uitwerking kunnen bespeuren.
Maar ook zij zijn aangesproken en ze zullen steeds weer worden aangesproken, tot aan het einde van hun leven, omdat Ik Me tot aan het uur van de dood bekommer om hun zielen, opdat ze nog in het aardse bestaan de weg naar Mij zullen vinden. Wel staan ontelbare mensen nog ver van Mij af en zij zelf proberen ook niet de afstand te verkleinen, maar voor hen geldt mijn liefde en zorg in gelijke mate, omdat Ik al mijn schepselen terug wil winnen en er daarom geen enkele opgeef tot zijn laatste uur gekomen is. Maar de vrijheid van zijn wil tast Ik niet aan.
Maar wat mijn zachtzinnige pogingen niet tot stand brengen, wat mijn woord niet in staat is te bewerkstelligen, dat is nog mogelijk door ongewoon natuurgebeuren, waar de mens geen andere uitweg overblijft dan zichzelf gewonnen te geven of toevlucht te nemen tot een Macht die zo sterk is dat ze helpen kan.
Het erkennen van deze Macht is al een stap vooruit en ook de noodkreet van zo’n mens hoor ik. Dan is hij gered van het eeuwige verderf. Mijn stem klinkt overal. Zacht en luid is ze te horen en ieder kan zich door Mij aangesproken voelen. Ieder die maar gewillig is en acht slaat op mijn stem kan genaden ontvangen en ontwaken ten leven. Want mijn liefde wil redden. Ze wil zich weggeven en allen het leven geven die nog een prooi zijn van de dood.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte