Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6292
6292 Gods aanwezigheid en uiting
23 juni 1955: Boek 68
Steeds ben Ik bij u als u in gedachten naar Mij roept, als u zich in geestelijke gesprekken verdiept, als u spreekt voor Mij en Mijn rijk, steeds wanneer u wilt dat Ik in uw midden ben. Want dit heb Ik u beloofd. En dus hoeft u Mij niet in de verte te zoeken. U zult zich steeds kunnen voorstellen dat Ik bij u aanwezig ben zodra u in een kleine kring bijeen bent en geen wereldse, maar geestelijke gesprekken voert. En zo zult u zich ook door Mij aangesproken kunnen voelen en hoeft er voor u niets verwonderlijks te zijn in het toezenden van Mijn Woord. Want hoe zou Ik u anders Mijn aanwezigheid moeten bewijzen dan dat Ik Zelf u aanspreek?
Daarom zal ook ieder in staat zijn Mij te horen, die de wil heeft door Mij te worden aangesproken. En al zijn gedachten zullen dan door Mij gestuurd zijn, omdat deze wil om Mij te horen, hem ook zeker Mijn toespreken of juist denken garandeert. U weet toch dat Ik uw Vader ben en u Mijn kinderen bent? Daarom is het ook vanzelfsprekend dat de Vader tot Zijn kind spreekt en dat het kind steeds Zijn stem kan vernemen wanneer het er acht op slaat, wanneer het zijn oor niet afsluit of naar rumoerige geluiden luistert die hem vanuit de wereld toeklinken.
Ieder die gewillig is Mij te horen, zal Mij ook horen. En elke gedachte die op Mij gericht is, verzekert hem nu ook van eigen denken naar Mijn wil. En zo zal het kind ook tegen dwaling beschermd zijn wanneer het de zuivere waarheid begeert, wanneer vragen of onopgehelderde problemen het bezighouden. Maar het mag bij zulke vragen nooit een bepaald antwoord verwachten. Dus het antwoord dat het ’t liefst zou willen horen en dat toch niet in overeenstemming met de waarheid hoeft te zijn.
Wie wenst onderwezen te worden in de zuivere waarheid, om deze nu ook aan de medemensen door te geven, moet zich geheel vrij maken van geestelijke leringen die hem van buitenaf werden overgebracht. Hij moet zijn hart leegmaken en openen voor de stroom van Mijn Liefde. En Ik zal het vullen overeenkomstig zijn verlangen, maar ook in overeenstemming met zijn taak, wanneer de mens Mij wil dienen.
En zo zult u mensen een onderscheid moeten maken of u zelf alleen door middel van gedachten met Mij zult willen omgaan, dat u Mijn aanspreken begeert, dat het u zelf troost en kracht geeft opdat u uw taak op aarde zult kunnen volbrengen, óf dat u zich aan Mij aanbiedt als bemiddelaar, dat Ik door u tot alle mensen kan spreken. In elk geval ben Ik Zelf bij u aanwezig. In elk geval verneemt u Mijn stem zodra u deze verlangt en het Mij mogelijk maakt door uw verlangen en uw luisteren binnen in u.
Maar wie van Mij een opdracht heeft, die moet Ik ook volgens zijn opdracht bedenken. Want het vervullen van de opdracht vereist een bepaald weten dat het mogelijk maakt onderrichtend bezig te zijn. En dit weten kan alleen een mens ontvangen die een bepaalde graad van rijpheid heeft verworven en aan bepaalde voorwaarden voldoet die een toezenden van Mijn Woord mogelijk maken.
U mensen zult allen tot Mij mogen komen wanneer u Mij Zelf wilt horen. U zult allen kunnen geloven dat Ik bij u ben en tot u spreek, waar Mijn naam maar met aandacht wordt uitgesproken en uw hart zich opent zodat Ik binnen kan komen. Maar wie Ik tot arbeid in Mijn wijngaard heb aangesteld, wie Ik het ambt om te onderrichten heb opgedragen, die wordt ook dat toegestuurd wat hij voor zijn arbeid nodig heeft. En dit zult u moeten aanhoren in het vaste geloof dat Ik Zelf tot u spreek, omdat het nodig is dat u mensen zult worden onderricht, opdat u Mij leert herkennen en liefhebben en nu ook Mijn geboden zult nakomen en daardoor gelukzalig zult worden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte