Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6269

6269 Vergoddelijking - Geestvonk

29 mei 1955: Boek 67

U zult met Mij verbonden moeten zijn voor eeuwige tijden. U zult mijn rijk moeten binnengaan en met Mij verenigd werken en voortbrengen tot uw gelukzaligheid. U zult actief moeten zijn volgens mijn wil en toch uit eigen aandrang, niet door mijn wil bepaald, dan pas bent u mijn kinderen, dan pas bent u voor eeuwig in gelukzaligheid met Mij verbonden. Maar deze innige band is pas het gevolg van de overwinning van de diepte, die ieder "schepsel" tot taak is gesteld dat zich tot een kind wil vormen. De weg uit de diepte omhoog stelt grote eisen aan het schepsel, die echter steeds vervulbaar zijn omdat mijn liefde het voortdurend omhoog trekt, omdat mijn liefde ieder schepsel bijstaat, waar diens kracht niet voldoende is. Van het schepsel wordt dus alleen de wil verlangd om uit de diepte op te stijgen. Dan zal het hem nooit aan kracht ontbreken om het doel te bereiken, omdat eens ook de wil het tegendeel bewerkstelligde, de val in de diepte en de scheiding van Mij.

Al het van Mij weg strevende echter is zwak en blijft zwak, omdat het mijn liefdeskracht zal afwijzen. En pas wanneer het weer bereid is deze aan te nemen, zal het ook de kracht hebben de weg af te leggen naar Mij in het vaderhuis. De rechtvaardige straf voor het vrijwillig zich van Mij afkeren zou eeuwige verdoemenis zijn, dus eeuwig gescheiden zijn van Mij, wat voor een vrij geschapen wezen vol licht en kracht, helse kwellingen betekent. Maar dit laat mijn overgrote liefde voor mijn schepselen niet toe en daarom is er een mogelijkheid geschapen dat de Liefde hetgeen afvallig geworden is terugkrijgt, zonder dat de "rechtvaardigheid" werd omzeild. De schuld is vereffend door de eeuwige Liefde zelf. Ik kwam naar de aarde en deed boete voor de onmetelijke schuld, zodat de terugkeer van het eens gevallene nu mogelijk werd, maar van de wil van het geschapene zelf afhankelijk is.

En opdat deze wil zich weer naar Mij toekeerde, opdat Ik weer als hoogste Doel werd nagestreefd door de wezens in de diepte, werkte Ik door mijn Geest op de wezens in, dat wil zeggen de liefde - die mijn oorspronkelijk wezen uitmaakt - die als kracht alles liet ontstaan, zoekt zich een weg ook in de harten van mijn schepselen, die de terugkeer naar Mij al hadden aanvaard in het kader van mijn eeuwige orde, echter een keer weer in vrije wil zich moeten uitspreken, of ze de weg naar Mij voortzetten of weer naar de diepte willen terugkeren.

In dit stadium van de vrije wil, als mens, tracht mijn liefde op hem in te werken, doordat Ik een vonkje van mijn Geest van liefde aan hem toevoeg dat hem moet beïnvloeden wanneer de mens dit toelaat. Door dit geestvonkje kan de mens in voortdurende verbinding met Mij staan. Hij is er echter niet toe gedwongen deze verbinding tot stand te brengen. Maar de Geest in de mens is een hulpfactor van onmetelijke waarde, die ook de garantie zal bieden dat de mens de aaneensluiting met Mij zal vinden, vooropgesteld dat zijn wil Mij niet meer openlijk weerstand zal bieden.

Toen Ik zelf als mens Jezus het verlossingswerk volbracht, toen Ik de grote zondeschuld op Me nam en daar boete voor deed, werd voor het eerst de weg vrijgemaakt uit de diepte omhoog. Toen echter verschafte Ik de mensen die bereid waren deze weg te gaan de kracht die hun tot zover had ontbroken. Ik trad zelf met hen in verbinding. Ik liet ze niet meer zonder hulp. Ik verbond Mij zelf met hen door de geestvonk, echter het aan ieder afzonderlijk zelf overlatend of hij ook de verbinding met Mij wil aangaan, want Ik dring Mij en mijn geestkracht aan geen enkel schepsel op, maar zal ze hem ter beschikking stellen zodat ieder door mijn Geest en Zijn kracht kan worden doorstroomd die het maar wil.

Mijn Geest is een deel van Mij. Hij is de liefdeskracht die al mijn schepselen in het allereerste begin doorstroomde, die ze echter hebben afgewezen, wat de val in de diepte tot gevolg had. Alle mensen kunnen mijn liefdeskracht weer onbeperkt van Mij betrekken als ze zich eerst hebben vrijgemaakt van hun vroegere zondeschuld door het erkennen van Jezus Christus als Verlosser en de Hem afgesmeekte vergeving van hun schuld.

Dan pas kunnen ze de goddelijke liefdeskracht van Mij in ontvangst nemen. Dan kan mijn Geest in hen werkzaam worden, dan kan Ik "mijn Geest uitgieten" en de verbinding met Mij is zover tot stand gebracht dat nu een terugval in de diepte niet meer kan plaatsvinden, dat de weg omhoog met het laatste doel van de algehele vereniging met Mij moeiteloos wordt afgelegd en mijn schepsel nu als mijn "kind" naar Mij terugkeert in zijn vaderhuis.

Zonder mijn hulp zou het onmogelijk zijn, juist omdat het schepsel zich van elke kracht had ontdaan. Mijn liefde echter doet hem deze kracht weer toekomen. Mijn liefde sluit zich weer met het schepsel aaneen, als dit bereid is naar Mij terug te keren. Mijn liefde zal al mijn schepselen mijn Geest sturen, dat hij u zal leiden en onderrichten, zodat hij u de juiste weg zal wijzen naar Mij.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte