Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6225
6225 “God is in mij” - In liefde werkzaam zijn
1 april 1955: Boek 67
Wanneer de eeuwige Liefde Zelf Zich tot u over buigt, dan kan er geen terugval in de diepte meer bestaan. Want wat Zij vastpakt, houdt Ze eeuwig vast, omdat liefde en Liefde elkaar hebben gevonden. U mensen, zorg er daarom voor dat u Mijn genegenheid verwerft. Zorg ervoor dat u leeft in Mijn wil en dus uzelf tot liefde vormt, omdat Ik Me dan met u kan verenigen, omdat Ik u dan kan vastpakken en met u verbonden blijf tot in alle eeuwigheid.
U zult zich waarlijk vastgepakt kunnen voelen door Mij als u de liefde beoefent, als u steeds alleen doet wat Mijn wil is. Want dan onderwerpt u zich aan Mijn wil. En Mijn Liefde doorstroomt u. En ze spoort u aan tot steeds nieuwe werken in liefde. Zodra u het goede doet uit innerlijke aandrang, ben Ik al in u. Want dit innerlijk aandringen geeft een bewijs van Mij. Het bewijst Mijn Geest van Liefde, die u nu beïnvloedt, die u leidt en u ertoe aanzet steeds opnieuw in liefde werkzaam te zijn. Zodra u werken van liefde verricht, bent u ook met God verbonden. Hij is in u. Maar alleen als u werkzaam bent in liefde.
De uitspraak: “ik heb Mijn God in mij” is alleen dan gerechtvaardigd, wanneer uw hart tot liefde bereid is. Want Ik kan alleen daar aanwezig zijn waar liefde is, omdat Ik Zelf de Liefde ben. En dan zult u ook kunnen beoordelen of en wanneer de mens alleen maar lege woorden gebruikt. Want nooit kan er van Mijn tegenwoordigheid worden gesproken waar het hart zonder liefde is.
De Liefde en Ik zijn hetzelfde. De liefde is echter onbaatzuchtig. Ze is steeds bereid te offeren, te geven, nood te lenigen. Ze is alleen op het welzijn van de medemens bedacht. De liefde is goddelijk en ze maakt ook het wezen tot een goddelijk schepsel, waar Ik Me Zelf mee kan verbinden.
Daarentegen is Mijn aanwezigheid onmogelijk bij een mens die liefdeloos handelt en denkt. Die zelf, door zijn wezen, buiten het gebied is getreden waar Mijn Liefde stroomt. Die dus daarom geen andere verbinding heeft met de eeuwige Liefde dan alleen deze: dat de kracht die hem leven geeft uit Mij is gestroomd, maar deze kracht niet dwingt om de verbinding in liefde met Mij aan te gaan.
En God kan nooit geloochend worden door een denkend mens. Maar de verbinding met God moet de mens zelf mogelijk maken. Hij moet ze tot stand brengen door werken van liefde. Pas dan kan hij met recht zeggen: “God is in mij”, want dan heb Ik hem vastgepakt en laat Ik hem nooit meer van Mij weggaan. Dan heeft de mens de voorwaarden vervuld die hem met Mij verenigen. Hij is de wet van de eeuwige ordening binnengegaan.
Hij heeft zijn wezen tot liefde veranderd. Hij heeft Mijn aanwezigheid zelf voor zich afgedwongen, omdat Ik steeds daar moet zijn waar de liefde is, maar nooit daar kan zijn waar de liefde ontbreekt. Alleen de liefde garandeert Mijn tegenwoordigheid. De liefdesvonk gloeit zwak in ieder mens als deeltje van Mij, maar blijft precies zolang helemaal zonder uitwerking, als hij niet wordt ontstoken, wat de eigen wil van de mens moet doen. Dan blijft hij echter eeuwig met Mij verbonden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte