Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6220

6220 Aflossing van de schuld tot op de cent

27 maart 1955: Boek 67

Mijn Gerechtigheid eist aflossing van elke schuld; want dat is de wet van de goddelijke ordening dat elke oorzaak haar uitwerking tot gevolg heeft. Elke schuld is een vergrijp tegen de eeuwige ordening, ze is een daad die zich op de een of andere manier moet doen gevoelen en die altijd alleen maar een slechte uitwerking zal hebben, omdat ze een vergrijp was tegen Mijn ordening van eeuwigheid. Het kwade zal steeds kwaad voortbrengen en geen enkele slechte daad blijft zonder uitwerking.

U, mensen zult dus als u met een schuld belast bent, nooit in vrijheid en gelukzaligheid in het geestelijke rijk kunnen leven omdat deze schuld daarom een belasting is voor de ziel, omdat de slechte uitwerkingen voortdurend de ziel zouden aanmanen tot een rechtvaardige vereffening, omdat schuld eenvoudigweg het bewustzijn van een "gelukzalige vrijheid" niet toelaat - want de ziel is uit de goddelijke ordening getreden en moet onvoorwaardelijk deze goddelijke ordening tevoren herstellen, eer ze kan genieten van haar vrijheid. Dit is geenszins een bestraffing van Mijn kant, maar gewoon wet, omdat er in Mijn rijk gerechtigheid heerst en liefde en omdat beide een niet vereffende schuld niet verdragen.

Gelukzalig zijn kan alleen een wezen zonder schuld, een wezen dat de kleinste liefdeloosheid met liefde weer heeft goedgemaakt, een wezen dat nu helemaal in de eeuwige ordening is binnengegaan - een wezen dat alle schuld heeft betaald, dat alle schuld met liefde heeft goedgemaakt. En daartoe is nauwelijks een wezen in staat dat als mens op aarde leefde en op veelvuldige manier schuldig is geworden, omdat het de weg op aarde heeft afgelegd in onvolmaakte toestand, omdat het wezen door deze onvolmaakte toestand niet in goddelijke ordening verkeert, omdat het in zichzelf de liefde nog niet tot ontplooiing heeft gebracht, dus zich door de liefdeloosheid een mate van schuld heeft opgehoopt, waarvoor het leven op aarde te kort is om dit te delgen, zelfs wanneer het wezen zich hierin verandert tot liefde, juist omdat Mijn Gerechtigheid een vereffening moet eisen die overeenstemt met zijn schuld.

IK kan niet gelukzaligheid schenken in Mijn rijk voordat de schuld tot op de cent is betaald. Maar IK kan een boetedoening aannemen die voor de schuldig geworden ziel wordt betaald, maar ook alleen dan, wanneer liefde deze boetedoening verricht - omdat alleen dan aan Mijn Gerechtigheid wordt voldaan.

En nu zult u ook het werk van Liefde en Barmhartigheid van de mens JEZUS begrijpen, DIE inzag in welke nood de mens is verstrikt en zich gedurende het leven op aarde daar niet vrij van kan maken, en ook in het geestelijke rijk als hij beladen met zijn schuld dit betreedt. HIJ wist dat Mijn Gerechtigheid niet een schuld kon schrappen die nog niet vereffend was en daarom bood HIJ Zich Zelf als zoenoffer aan het kruis aan, om de mensen in de staat van vrijheid over te plaatsen die een gelukzalige toestand in het geestelijke rijk eerst toelaat. Hij betaalde dus de schuld tot op de cent voor diegene die Zijn verlossingswerk aanneemt, die zichzelf schuldig voelt en JEZUS CHRISTUS vraagt voor hem de schuld te hebben afgelost door Zijn aan het kruis vergoten bloed.

In Mijn rijk zou er geen gelukzalig wezen zijn zonder dit Verlossingswerk van de mens JEZUS. Maar de zegen van het Verlossingswerk kan alleen over diegene komen die zijn schuld inziet als scheiding tussen zichzelf en GOD, die dit inzicht heeft gekregen als gevolg van zijn wil die op MIJ is gericht, in wie de vonk van de liefde is ontvlamd, daar hij zich anders nooit schuldig zou voelen; en het bewustzijn van zijn schuld drijft hem nu naar MIJ in JEZUS CHRISTUS en hij vraagt MIJ om vergeving terwille van JEZUS CHRISTUS. En zijn schuld wordt teniet gedaan, ze wordt totaal gedelgd en hij kan als vrij wezen het rijk van het licht binnengaan waarin het nu weer zijn taak is deel te hebben aan het verlossingswerk.

Als zelf verlost, kan nu de ziel ten volle werkzaam zijn, zodat ze nu ook de zielen in de goddelijke ordening tracht terug te leiden die ongelukkig zijn omdat ze niet verlost zijn. En deze bezigheid is vaak moeilijk en vereist veel geduld en volharding, maar haar liefde geeft haar kracht en ze gebruikt deze kracht voor de dienst voor MIJ en Mijn rijk. Ze dient ME en betaalt a.h w. met haar diensten van liefde een schuld die IK wel te niet heb gedaan, dus doorgeschrapt, maar zo'n vereffening toch graag aanneem, omdat de liefde ze MIJ aanbiedt. De door JEZUS bloed verloste zielen in het geestelijke rijk zijn onafgebroken bezig om de nog ontrouwe zielen naar MIJ terug te voeren; maar ze vervullen deze werkzaamheid niet meer vanuit een bewustzijn van schuld, maar in volledige vrijheid en worden daarom niet alleen voor Mijn knechten gehouden maar voor Mijn medewerkers, die zonder het geringste eigenbelang alleen bijdragen aan de gelukzaligheid van de bewoners van het geestelijke rijk - uit liefde voor MIJ en voor al het geestelijke dat IK schiep.

De zielen nu die nog onverlost in de diepte smachten, zijn dus nog met hun schuld beladen en daarom boeten ze deze in hun smartelijke toestand voor een deel uit - maar ze zullen zich nooit alleen door deze kwellingen kunnen vrijkopen, ze zullen nooit met de aflossing van hun schuld gereed komen zonder de verlossing door JEZUS CHRISTUS. Op aarde hebben ze de gelegenheid verzuimd hun schuld aan HEM over te dragen DIE voor hen boete heeft gedaan door Zijn dood aan het kruis. Maar eens moeten zij dit doen, daar ze anders eeuwig hun schuld niet kwijt raken.

En IK ben tevreden wanneer ze maar uit de diepte tot MIJ roepen om hun schuld in het zand te schrijven, om hen op te heffen in lichtere sferen, waar ze nu weliswaar erg moeten worstelen, maar zich toch eens ook aanbieden voor het verlossingswerk en die nu van hun kant weer veel schuld afdragen, juist door hun verlossingswerk, dat ze echter steeds pas dan kunnen verwezenlijken, wanneer ze zich aan JEZUS CHRISTUS hebben overgegeven, dat HIJ hen zal verlossen uit de macht van hun gevangenbewaarder,(satan). Ze lossen dus vrijwillig en uit liefde hun schuld af, want die is al eerder teniet gedaan door het Verlossingswerk van JEZUS. Maar hun dankbaarheid en gelukzaligheid over hun bevrijding kunnen ze niet anders kenbaar maken dan door mee te doen aan het werk van verlossing, omdat ze zelf op de hoogte zijn van de nood van de zielen in de duisternis en in hun liefde nu allen zouden willen helpen om in vrijheid gelukkig te worden. Maar zonder JEZUS CHRISTUS zou geen wezen in staat zijn, noch op aarde noch in het hiernamaals de zondenschuld zelf af te lossen. Maar terwille van de Gerechtigheid moet elke schuld worden goedgemaakt en dit boetewerk volbracht JEZUS, en u, mensen zult vrij kunnen worden van elke schuld, op aarde of ook in het rijk hierna.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte