Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6176

6176 Niemand wordt gelukzalig zonder Jezus Christus

26 januari 1955: Boek 66

Niemand zal ooit gelukzalig worden die aan Jezus Christus voorbijgaat, die Hem op aarde niet erkent en ook in het hiernamaals geen beroep doet op Zijn hulp. Hij staat aan de poort naar de eeuwigheid en Hij wil door ieder mens als zijn Verlosser gezien worden opdat Hij hem geleiden kan naar het rijk van vrede en gelukzaligheid waartoe geen ziel toegang krijgt zonder Hem. En eeuwig zal daarbuiten moeten blijven de ziel die Hem niet belijdt, die Jezus Christus afwijst net zoals ze het op aarde heeft gedaan, die in Jezus Christus slechts een mens zag en ook in het geestelijke rijk niet meer in Hem wil zien dan een mens net als zichzelf. Ter wille van de mensen daalde Hij af naar de aarde om hun het lichtrijk te openen, waarin Zijn aanhangers nu kunnen binnengaan omdat Hij zelf bij hen is en ze binnenleidt.

Maar nooit mogen tegenstanders van Hem Zijn rijk in. En Zijn tegenstander is ieder die Hem niet erkent als degene die Hij is: God zelf, die zich in de mens Jezus belichaamde om het werk van verlossing voor de mensen te volbrengen. Niemand kan zich iets toe-eigenen wat hij zich niet zelf heeft verworven. De mens is een bewoner van de duistere wereld en hiermee zo lang verbonden als hij niet de weg gaat naar die Ene die zelf Licht is en licht schenkt aan allen die zich tot Hem wenden. Dus moet hij er tevoren in geloven dat hij met Zijn hulp het rijk der duisternis kan verlaten en hij moet Hem vragen om hulp. Hij moet zichzelf aan Hem toevertrouwen, de goddelijke Verlosser Jezus Christus die alleen aan het kruis is gestorven opdat Hij voor iedereen de weg naar het lichtrijk kon vrijmaken. Wiens dood aan het kruis het openen van de poort naar het lichtrijk was.

Maar geen ziel die niet tevoren zichzelf aan de goddelijke Verlosser heeft overgegeven, zal het lukken toegang te krijgen tot dit rijk. Want eens had ze het vrijwillig verlaten. Eens had ze voor zichzelf de toegang afgesloten door haar afkeer van God. Nu moet ze vrijwillig naar God terugkeren Die haar zelf tegemoet is gekomen in Jezus, Die haar grote schuld op zich nam en daarvoor boete deed. Maar dit offer moet worden aangenomen, daar het anders tevergeefs gebracht werd voor degene die de goddelijke Verlosser zelf afwijst, die zich buiten de door Zijn bloed verlosten plaatst. Zonder Hem is er geen verlossing uit de duisternis. En al zou u mensen daar eeuwigheden in moeten smachten, u zelf zult u daaruit kunnen bevrijden doordat u aan Diegene denkt Die voor u is gestorven en Hem aanroept opdat Hij u zal helpen. En Hij zal u aannemen, Hij zal u Zijn rijk binnenleiden zodra u zich vrijwillig aan Hem hebt overgegeven, zodra u zult geloven in Hem Die u verlost heeft van de eeuwige dood.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte