Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6090
6090 Goddelijke vonk - De juiste verhouding tot God
26 oktober 1954: Boek 66
U draagt allen de goddelijke vonk in u, die uw leider wil zijn op uw weg over de aarde, wanneer u hem maar daartoe het recht verleent, wanneer u het hem mogelijk maakt dat hij zich zelf uit en u onderricht. Er is geen mens op zichzelf aangewezen. Ieder kan mijn ondersteuning verwachten. Ieder hoeft zich maar met Mij te verbinden en Ik werk op de mens in door Mijn geest.
U bent onlosmakelijk met Mij verbonden vanaf het allereerste begin, juist door die geestvonk die u in u draagt en die een deeltje is van de geest van de Vader. Dus u blijft voortdurend met Mij in onderling verband staan. Doch hij houdt zich stil in u, zolang u zich niet bewust aan zijn leiding overgeeft, zolang u zich nog in gedachten en in uw wezen van Mij afzondert. En dus ligt het aan uzelf, of u zich als een deel van Mij voelt, of u zich door Mij zult laten leiden en raad geven. Het ligt aan u of u de juiste verhouding tot Mij tot stand brengt. De verhouding van een kind tot de Vader of van het schepsel tot zijn God en Schepper.
Reeds de erkenning aan Mij als uw Schepper van eeuwigheid ondergeschikt te zijn, is een schrede van toenadering tot Mij, die u zeker ook daarheen zal leiden, dat u Mij eens als uw Vader ziet en op Mij aanstuurt. Want u staat dan al mijn geestvonk in u toe, dat hij op u inwerkt, dat hij u waarschuwt en aanmaant het kwade te laten en het goede te doen. Ik kan dan al met u spreken door de geest, zodra u Mij maar erkent. En steeds liefdevoller zullen mijn woorden zijn. De invloed van Gods geest zal steeds meer liefde opwekken, hoe meer u in Mij uw Vader ziet en nu als mijn kinderen ook gehoorzaam de innerlijke stem volgt die u waarlijk alleen in uw voordeel onderricht.
De verbinding met Mij bestaat voortdurend. Maar of u zich daarvan bewust wordt, hangt van uzelf af. Zodra uw gedachten in gebed naar Mij opstijgen, brengt u ook bewust de verbinding met Mij tot stand. En dan kan Ik ook in u werkzaam zijn door mijn geest. En zo staat geen mens geïsoleerd van Mij in de schepping, wanneer hij zelf dit isolement niet verkiest. Wendt hij zich zelf van Mij af, denkt hij vrij te zijn van elke band met de Macht die hem geschapen heeft, dan is hij ook geïsoleerd en dan wordt hij door Mij niet beïnvloed. Dan sluimert de goddelijke vonk in hem. Hij uit zich op geen enkele wijze, want ook de vrije wil van de mens wordt niet aangetast. De mens wordt niet bepaald in zijn instelling tegenover Mij. Hij moet uit zichzelf de band tot stand brengen, wil hij de zegen van zo'n verbinding ervaren, die echter onherroepelijk naar de voltooiing voert.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte