Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5901
5901 Het brengen van het evangelie aan de zielen in het hiernamaals - Liefde
13 maart 1954: Boek 64
Houd de zielen in het hiernamaals het evangelie voor. Herinner hen aan mijn geboden van de liefde die ook in het hiernamaals vervuld moeten worden, wil de ziel opwaarts gaan. Geef hun kennis van mijn wil, die van hen altijd een zich richten op Mij vereist en die in acht moet worden genomen, om dan door mijn liefde te worden gegrepen. Op aarde zowel als in het rijk hierna geldt hetzelfde: de omvorming van de wil van het wezen die aanvankelijk tegen Mij gericht is en daarom ook veranderd moet worden, wat steeds alleen door de liefde geschieden kan. Want een onzelfzuchtig werk van liefde is reeds de eerste stap naar Mij en levert het wezen kracht op.
De zielen die krachteloos zijn in het hiernamaals zijn arm aan liefde. En u moet hun uitleggen dat zij pas dan hulp verwachten kunnen als zij bereid zijn liefde uit te delen aan hen die net als zij arm en ongelukkig zijn. Zonder liefde is hun denken verkeerd. En ook hier, evenals op de aarde, kunnen hen wezens benaderen en verkeerd onderrichten, zonder dat zij de dwaling inzien. Pas een ziel die hulpvaardig is herkent ook de waarheid. Daarom moet u de zielen op de eerste plaats mijn geboden van de liefde voorhouden, en hen opmerkzaam maken dat die alleen gegeven werden opdat de mensen de verbinding met Mij tot stand brengen door het vervullen van de geboden der liefde. Want een werk uit liefde gedaan geeft hun de kracht die hen steeds verder omhoog helpt.
U kunt de zielen keer op keer onderrichten, maar zij zullen u niet geloven of begrijpen zolang zij niet bereid zijn lief te hebben. En wilt u hen nu helpen, dan moet uw grootste en eerste zorg zijn hen aan te sporen tot liefdevolle hulpverlening aan andere zielen die in nood zijn en zich tot hen wenden. Pas deze bereidheid tot liefhebben opent hun ogen en oren, en dan kunnen zij alles begrijpen wat u hun in overweging geeft.
Mijn evangelie is alleen de leer van de liefde, omdat al het andere vanzelf komt als deze liefdesleer wordt opgevolgd. Aan de ziel in het hiernamaals kan niet alleen kennis worden gegeven. Want die begrijpt ze niet, zolang ze niet bereid is tot liefdewerk dat in het rijk hierna net zo moet en kan worden verricht als op aarde. Maar steeds is bereidwilligheid een vereiste, daar anders de ziel zonder kracht is. Zolang een ziel zich alleen bewust is van zichzelf en haar treurig lot tot zich door laat dringen, is er geen mogelijkheid gegeven tot hulpverlening of toevoer van kracht. Zij moet eerst haar blik op haar omgeving richten, of, als zij eenzaam in een woeste omgeving is, moeten haar gedachten op die mensen op aarde gericht zijn die zij had kunnen helpen maar dit achterwege heeft gelaten.
Zij moet er berouw over hebben en het door haar gedane onrecht goed willen maken. Dan zullen er ook wezens zich bij haar aansluiten die in grote nood zijn. En zodra zij nu gewillig is hen te helpen, krijgt zij onverwijld de kracht om haar voornemens uit te voeren. Eerst moet de liefde in haar ontstoken worden, wat echter vaak een lange tijd kan duren, maar wat door liefdevolle ondersteuning van de kant van een mens mogelijk is, wanneer hij de ziel opheldering geeft over wat haar ontbreekt, als hij tracht haar te onderrichten, steeds daartoe aangedreven door een liefhebbende wil om te helpen.
De liefde bereikt alles en de liefde overwint alles. De liefde zelf is de kracht die een ziel verlossing verschaft. Zolang de ziel alleen aan zichzelf denkt kan ze bezwaarlijk uit haar hachelijke toestand worden bevrijd. Zij kan echter gevoelig worden en bereid tot liefhebben als zij door kleine lichtstralen wordt getroffen, omdat die steeds alleen maar vonken van liefde zijn die haar hart moeten raken om te ontvlammen. Iedere ziel die de duisternis als een kwelling ervaart, wordt door zulke lichtstralen weldadig getroffen. En bij haar is er ook hoop dat zij dat licht kan volgen, dat ze dus ook bereid is andere zielen dat licht te bezorgen. En aan deze zielen moet steeds de liefde gepredikt worden die in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk haar bekroning vond. Andere kennis hebben deze zielen voorlopig niet nodig, maar zij moeten de achtergrond van hun ellendige positie kennen en ook weten hoe zij die noodsituatie kunnen verhelpen.
En pas als zij dit inzicht hebben is hun opgang verzekerd. Pas als zij zelf liefdadig willen zijn ontvangen zij kracht. Zij kunnen dan in liefde werken om nu steeds meer kracht te ontvangen en een steeds helderder licht binnen te gaan. Dat licht maakt de zielen buitengewoon gelukkig. En vanuit die blijdschap wordt ook hun wil om lief te hebben steeds groter en kan een enkele ziel in het hiernamaals verlossingswerk tot stand brengen van de grootst mogelijke omvang. Want zodra zij zelf het besef heeft, draagt ze ook aan andere zielen haar inzicht over en probeert hen tot hetzelfde streven in liefde aan te sporen. Want net zoals op aarde geldt ook in het geestelijke rijk alleen het gebod: "Heb God lief boven alles en uw naasten als uzelf!"
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte