Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5850

5850 De goede wil herkent de openbaringen van God

10 januari 1954: Boek 63

In de hemel en op aarde is alleen mijn wil beslissend en alles komt zo op de mensen af zoals het met mijn liefde en wijsheid overeenstemt. Niemand, noch de mensen op aarde, noch de zalige en ongelukkige wezens in het geestelijke rijk, kunnen mijn wil tegengaan zolang Ik hem aanwend. En Ik laat Hem zo lang actief worden, als het voor mijn schepselen het meest nuttig is. En zo lang moet ook al het wezenlijke zich aan mijn wil aanpassen. Maar Ik weet ook wanneer het voor het wezenlijke nuttig is zich naar vrije wil en goeddunken te bewegen, te handelen of achterwege te laten. Dan trekt mijn wil zich terug, om het wezen de mogelijkheid van een vrije beslissing te geven.

Op aarde moet nu de vrije wil van de mens beslissen en daarom zult u mensen op de aarde zelden een opvallend, de wil bepalend ingrijpen mijnerzijds kunnen verwachten of in acht nemen, want dit zou noch aan mijn liefde, noch aan mijn wijsheid beantwoorden, daar het er anders met de graad van rijpheid van de mensen wel anders uit zou zien, maar een volmaakt worden betwijfeld zou worden. En daarom zal Ik steeds mijn openbaringen - die wel geschikt zouden zijn op de wil van de mensen beslissend in te werken - u zo aanbieden dat de vrije wil op geen enkele manier gedwongen of beïnvloed wordt, dat ze niet dwingen te geloven, maar de mens volledig vrij kan beslissen ze aan te nemen of af te wijzen. Maar of een openbaring van Mij afkomstig is, of Ik zelf Me aan de mensen op de aarde te kennen geef, dat zal een goede wil steeds kunnen beoordelen. Want deze kracht stroomt uit elke openbaring van mijn kant, dat een mens van goede wil zich aangeraakt, zich dus aangesproken voelt door Mij. Maar daarom zullen ook mijn openbaringen in de laatste tijd voor het einde slecht doordringen en weinig aandacht krijgen, omdat de mensen in deze tijd meestal niet meer van goede wil zijn.

Dit is een harde uitspraak, die de mensen ontstemd zouden willen afwijzen. En toch hebben maar weinig mensen een goede wil, een wil die ze onvoorwaardelijk onder de mijne plaatsen, dat ze de eigen wil geheel opgeven om alleen mijn wil te laten gelden. En Ik kan deze mensen geen duidelijker bewijs geven, omdat niet Ik hun wil veranderen wil, maar zij dit zelf moeten doen. Maar Ik maar gebruik van de weinigen die zich onvoorwaardelijk onder Mij plaatsen en Ik laat hen spreken in mijn plaats. Want mijn geest kan in hen werkzaam zijn en dus spreek Ik toch ook tot diegenen die twijfelen. Maar steeds zal Ik de vrije wil van de mens respecteren en hem niet buitengewoon tegemoet treden, want Ik zou niets hebben gewonnen aan dezen, die pas geloven wanneer hun mijn werkzaam zijn bewezen wordt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte