Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5810
5810 Het laatste reddingswerk - Roepers en vermaners
23 november 1953: Boek 63
U allen die MIJ wilt dienen, wil IK aannemen. En er is nog veel arbeid te verrichten tot het einde en juist voor deze arbeid heb IK trouwe en ijverige knechten nodig, die zich bewust zijn van hun taak en die MIJ zo zijn toegedaan, dat ze steeds alleen datgene uitvoeren wat ze als Mijn Wil herkennen, maar die ook het geestelijk lage niveau van de mensen inzien en hun afschrikwekkend einde, als ze zichzelf niet veranderen.
Het einde komt onherroepelijk, want de mensheid trekt het zelf naar zich toe en ook al stevenen er een handjevol opwaarts, ze kunnen wat dat betreft het einde niet meer tegenhouden omdat ook deze weinigen geen geestelijke ommekeer meer kunnen teweeg brengen en de gehele mensheid zonder ophouden op de diepte af zou stevenen - dus een positieve verandering helemaal is uitgesloten, juist omdat de mensen helemaal vermaterialiseerd zijn.
Het einde van deze aarde betekent weliswaar ook een gericht, een vereffening van de goddeloze levenswandel, een scheiding van de goeden en de slechten. Maar nog veel meer is het een daad van erbarming voor het ongelukkige geestelijke dat zich in de diepte bevindt, dat tegengehouden moet worden van zijn voortdurend negatieve streven en aan wie dus weer opnieuw de wilsvrijheid wordt ontnomen - zoals het echter eveneens een daad van Liefde betekent voor het nog gekluisterde geestelijke dat zich nog in positieve ontwikkeling bevindt.
Daarom dus is een einde niet meer tegen te houden. En toch kan er nog in de tijd ervoor veel worden gedaan voor dit geestelijke dat op de afgrond aanstuurt, voor de mensen die blind naar hun ondergang snellen. Ieder die gewaarschuwd wordt, kan blijven stilstaan, zich bezinnen en omkeren en op een weg komen die naar een ander doel leidt - ieder mens kan worden tegengehouden in zijn val naar de diepte. Wie nu deze mensen die voortdurend hun weg naar omlaag nemen, tegenhoudt en hun een halt toeroept, wie hun de verschrikkingen en kwellingen beschrijft die hen aan het eind van hun weg wachten, wie hen wijst of terugvoert op de juiste weg, houdt weliswaar het einde niet meer tegen, maar hij redt die enkelen van de afgrond, want zolang er nog een weg is die omhoog leidt, is het voor hen niet te laat die te zoeken en op te gaan.
Zolang het einde er nog niet is, kan ieder apart de verschrikkingen van het einde van zich afwenden. Want IK ben een GOD van Liefde en niet van toorn, IK ben een GOD van leven en niet van dood en vernietiging. Wel staat Mijn plan vast sinds eeuwigheid en niemand vermag het omver te werpen, niemand kan ingrijpen in Mijn wet van de eeuwige ordening, maar ieder kan zich aanpassen aan deze ordening eer het te laat is en het is pas dan te laat, wanneer de dag van het einde is gekomen.
Daarom zegen IK allen die zich MIJ als roepers en vermaners ter beschikking stellen, die raad geven en helpen, waarschuwen en vermanen. IK zegen allen die zelf op de juiste weg wandelend, ook trachten hun medemensen dichterbij te lokken, IK zegen elk werk van liefde dat gedaan wordt met het doel te redden voor de ondergang.
Zolang de aarde nog bestaat, is het de tijd van genade, want zolang kan de enkeling omkeren, tot bezinning komen en zichzelf veranderen. Want nog is de mens instaat te denken en te bidden. Maar wanneer de laatste dag is gekomen is het voor allen te laat die verzuimd hebben hun ogen ten hemel te richten.
Gebruik daarom allen de tijd die u nog overblijft en verricht nog ijverige arbeid voor MIJ, want u die wetend bent, moet uw weten onder de mensen uitdragen, en al zijn het maar weinig zaadjes die op goede bodem vallen en ontkiemen, het is een reddingswerk dat buitengewoon dringend en nodig is en dat de inzet van uw hele wil vraagt.
Maar word niet moede en onverschillig, want er is niet veel tijd meer over. Daarom: werk en breng tot stand, zolang het nog dag is, want de nacht komt waarin u niet meer zult kunnen werken.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte