Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5808
5808 Plicht om door te geven Waarschuwing voor vreemde kennis
19 november 1953: Boek 63
Niets moet u er vanaf houden voor de waarheid op te komen die u van MIJ Zelf ontvangt. En wat u niet door MIJ Zelf werd gegeven, laat dat geen inhoud van uw spreken zijn; wat IK u niet heb gegeven, kunt u ook niet overtuigd als waarheid verdedigen, en alleen het overtuigd spreken heeft succes en kan zegen brengen.
Het (ware) weten is onuitputtelijk - maar voor uw leven op aarde zult u alleen dat kunnen ontvangen wat u ook zult kunnen verwerken. En dit weten doe IK u toekomen, steeds in overeenstemming met uw gedachten en aangepast aan de rijpheid van uw ziel. IK wil alleen dat u een juiste, doelmatige levenswandel leidt en daarom stel IK u in kennis van de taak van uw leven op aarde en verklaar u zodoende wat er aan deze levenstaak ten grondslag ligt.
Alleen dat zult u moeten weten dat u gebonden schepselen bent, maar die zich in vrije wil van hun boeien kunnen losmaken. En opdat u deze verlossing nastreeft en zult bereiken, vermeld IK u de richtlijnen voor uw levenswandel. Het verantwoordelijkheidsbesef in u moet worden gewekt, dat dan uw denken en handelen bepaalt.
En IK geef u daar waarlijk uitputtende opheldering over - maar het zal steeds slechts een gedeeltelijk weten zijn, in vergelijking met het volledige inzicht van een tot lichtwezen rijp geworden ziel in het rijk hierna. Wat IK u geef omvat toch alle voor u wetenswaardige gebieden, zodat u in zekere zin zonder hiaten bent onderricht, zodat u steeds opheldering zult kunnen geven als u van menselijke zijde daarom wordt verzocht.
En toch zou het van u onverstandig zijn alles wat u van MIJ aan weten in ontvangst mocht nemen, in het wilde weg aan uw medemensen die daar nog niet rijp voor zijn over te dragen en het daarom niet begrijpen. U zult steeds alleen kunnen uitdelen wat de medemens nodig heeft - maar dat dan ook in volledige waarheid, omdat u zich heeft aangeboden MIJ te dienen en de dienst voor MIJ steeds bestaat in het uitdelen van de waarheid, omdat elke dwaling verstrekkende gevolgen heeft.
Het weten dat IK u doe toekomen, geeft vooreerst uzelf een helder licht, zodat u goed in staat bent te onderscheiden of uw medemens in de waarheid wandelt of zich in dwaling bevindt. En als u nu dwaling ontdekt, zult u de waarheid er tegenover moeten stellen, omdat u daartoe het recht hebt, en wel daarom, omdat IK Zelf u onderricht en van MIJ waarlijk alleen waarheid kan worden ontvangen.
Het ontvangen van de waarheid legt u de verplichting op deze door te geven - dat moet u steeds weer gezegd zijn. Daarom, wat u inziet, geef dat zonder u zorg te maken verder, maar zwijg over geestelijke zaken die u nog niet duidelijk zijn - of laat u niet door medemensen onderrichten over zaken die IK Zelf u heb onthouden. Laat steeds alleen Mijn Woord gelden en sluit uw oren voor leren die van buitenaf tot u doordringen. Want zo IK u daarover geen uitsluitsel heb gegeven, vind IK dit weten niet gunstig voor u.
Elke vraag die u zelf aan MIJ stelt, zal IK u beantwoorden, vooral dan, wanneer het weten door u gebruikt wordt om weer voor MIJ te werken. Maar geenszins moet u eigen gedachten als waarheid verdedigen zolang ze door Mijn GEEST niet worden bevestigd. En dit is het geval, wanneer u zich door medemensen laat beïnvloeden hun ideeen en opvattingen aan te nemen en daarvoor op te komen.
Mijn dragers van de waarheid leg IK het gevoelen voor waarheid en dwaling in het hart en steeds zullen ze acht slaan op hun gevoelen. Steeds moeten ze ernstig de waarheid verlangen en hun best doen alleen de waarheid te dienen, dan willen ze ook MIJ dienen en hun denken zal vrij blijven van dwaling, het zullen bruikbare knechten zijn voor MIJ, die succesvol arbeiden voor MIJ en Mijn rijk.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte