Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5806

5806 Verschijningen van Maria

15 november 1953: Boek 63

Wat u ook ooit vraagt, het wordt u gegeven als het u tot heil van de ziel strekt. Voor elke geestelijke vraag open Ik Mijn Oor en ieders inzicht laat Ik groeien. En zo ook zet Ik recht, wat als onjuiste leren bij u mensen ingang heeft gevonden. Maar geloof zullen Mijn Woorden maar bij weinig mensen vinden, want ze zijn al te zeer vertrikt in de dwaling, dan dat deze zo snel zou kunnen worden uitgeroeid, ofschoon een gezond verstand alleen al het onzinnige zou moeten inzien, van wat hen als waarheid wordt voorgesteld.

Ik ben daarom waarlijk druk bezig, de mensenkinderen de weg naar Mij te laten vinden en Ik zou waarlijk alles doen om hen een helder licht te geven. Maar steeds moet Ik rekening houden met de vrije wil van de mens en Ik kan daarom niet openlijk een gebouw in elkaar laten storten, dat de mensen zelf voor zich hebben gebouwd. Ik kan de gedachtengang van de mensen niet dwangmatig juist leiden. Ik kan ze steeds alleen maar opheldering geven, waardoor ze vanzelf juist zouden kunnen leren denken, wanneer ze het willen. Juist de wil is bij veel mensen juist buitengewoon sterk op de dwaling gericht en ze houden daar met hardnekkigheid aan vast. En de dwaling bestaat daarin, dat de mensen een weg kiezen, die niet rechtstreeks naar Mij leidt, dat ze een doel nastreven en alle krachten daarvoor gebruiken, dat hoger wordt geplaatst dan Ik, wat echter menselijk begrepen wil zeggen: U zult geen vreemde goden hebben naast Mij. En dat is het werk van Mijn tegenstander, die probeert díe mensen in de war te brengen, die het juiste willen doen.

Het gaat om de wilsvrijheid van de mens, om de keuze tussen Mij en hem, die het enige doel van het aardse leven is. Om Mij nu uit de gedachten van de mensen te verdrijven, die hem niet openlijk toebehoren, probeert hij hen een schijnbaar gelijkwaardig doel het nastreven waard te maken. Hij werkt onder de dekmantel van vroomheid tegen Mij - Die te bereiken de gehele wilskracht en onverdeeld streven vergt - en hij ontneemt dus de mensen veel tijd, die schijnbaar wordt gebruikt voor geestelijk streven. Hij vond overal goede bodem voor zijn werkzaam zijn tegen Mij, waar een tweede beeld naast Mij al was opgericht; waar de verering van de Moeder Gods - Maria - ver boven het streven naar innige aaneensluiting met Mij stond. Daar had hij gemakkelijk spel en hij komt als engel van het licht om de mensen in des te grotere duisternis achter te laten.

Wel kunnen ook wezens van het licht zich met Mijn toelating laten zien aan de mensen, waar grote geestelijke nood dit vraagt, maar ze zullen steeds alleen op Mij wijzen. Ze zullen de mensen in een waarheidsgetrouw denken proberen te leiden. Ze zullen de mensen willen bekeren van de dwaling, maar nooit een al bestaande dwaling bevestigen, doordat ze zich aan deze dwaling proberen aan te passen. En nooit zullen lichtwezens, die in Mijn opdracht de mensen hulp willen brengen, zich aan onmondige kinderen openbaren, want elke openbaring uit het geestelijke rijk heeft het doel, Mijn Wil aan alle mensen te verkondigen. Mijn tegenstander echter wil alleen maar verwarring stichten. Mijn tegenstander wil alles tegengaan, wat een verlossend gevolg zou kunnen hebben. Mijn tegenstander wil het innige tweegesprek met Mij verhinderen; het gebed in geest en in waarheid, dat alleen maar uit korte woorden of innige gedachten kan bestaan, doordat hij de mensen aanzet tot het verrichten van mechanische gebeden, om zich als engel van het licht geloofwaardig te maken. En hij wil daardoor de mensen van kostbare tijd beroven, die ze beter voor hun eigen vervolmaking zouden gebruiken, als ze zich in alle eenvoud en liefde tot Mij Zelf wenden en om Mijn genadevolle hulp willen vragen.

Mijn tegenstander werkt met veel list en slinksheid. Hij schrikt er niet voor terug zich in een gewaad te hullen; in het gewaad van de koningin des hemels, van het zuiverste en meest lichtvolle wezen, dat Mij in vurige liefde is toegedaan. Dat geen ander doel kent, dan de mensen op aarde naar Mij toe te leiden en dat daarom nooit op de voorgrond zou willen treden, om de gedachten van de mens op zichzelf te richten, vanuit het inzicht van het levensdoel en de bestemming van de mens op aarde. Toch verhinder Ik Mijn tegenstander zijn werkzaamheid niet, want al deze verschijningen zijn de wonderen van de valse christussen en profeten; de wonderen, die uit verkeerd denken en onjuist geloven voortkomen, die hem het recht en de mogelijkheid geven zichtbaar te worden en die alleen maar hem zelf versterken, dat de dwaalleren steeds vaster worden geloofd. Maar Ik bekommer Me steeds liefdevol om hen, die op dwaalwegen zijn geleid, die van goede wil zijn, doordat Ik Me in hun gedachten dring, dat ze het ware doel inzien en met hulp van de lichtwezens, die in Mijn opdracht werkzaam zijn, toch het licht bereiken. Maar voor hen niet nadenken wordt de weg naar Mij ten zeerste verlengd, want zolang ze de ballast niet uit de weg ruimen, vinden ze de kortste weg ook niet, die echter moet worden begaan om bij Mij te komen; de weg van de zuivere waarheid, waarop ieder in korte tijd het doel bereikt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte