Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5803
5803 De belevenis van Saulus - Genade
12 november 1953: Boek 63
Een ongewone belevenis kan steeds als genade worden beschouwd, omdat die er steeds toe kan bijdragen, de gedachten van een mens in de goede richting te leiden. Ze kan echter net zo goed alleen als zuiver aards worden beschouwd en beoordeeld en dan is ook de genade zonder spoor aan een mens voorbij gegaan. En zou u mensen aan alle gebeurtenissen denken, die u zelf zijn overkomen, die altijd daartoe waren veroorzaakt, de verbinding te zoeken en te vinden met Hem die uw lot stuurt; zou u in elk ongewoon voorval een vingerwijzing van Mij hebben onderkend, dan zou waarlijk geen genadestraal u hebben geraakt zonder inwerking en u zou zich buitengewoon rijk met genade bedacht voelen.
Maar u mensen schenkt weinig aandacht aan Mijn duidelijke leiding. U beleeft alles als vanzelfsprekend. En wat u ongewoon toeschijnt, is voor u slechts toeval. Het is voor u alleen maar een vreemde samenloop van gebeurtenissen, die evenwel onbelangrijk zijn. U verwacht tekenen en wonderen. Voor ieder van u afzonderlijk maakt u aanspraak op onmiskenbare bewijzen van Mijn bestaan en Mijn werkzaam zijn. Deze zouden uw ziel echter geen voordeel opleveren, omdat ze bij de werkzaamheid van haar eigen wil gehinderd zou worden en nu door het inzicht werd aangezet tot willen en tot handelen; door een inzicht dat ze zou moeten verwerven om een zegenrijke uitwerking te hebben.
Dat wat u mensen onder dwang zou doen, zou niet kunnen worden beoordeeld als een vrijwillige daad. Dus schakel Ik weliswaar alles uit wat als dwang op u zou kunnen inwerken, maar zonder dat u niets krijgt. Maar waar een ziel sterk genoeg is dat ze ook een geweldige belevenis niet als geloofsdwang beschouwt, daar bestaat ook geen gevaar van onvrijheid voor deze ziel.
Zwakke zielen zouden zich door ongewone genadegaven geïmponeerd voelen en dus ook geloven, als ze tevoren ongelovig waren. Maar een sterke ziel laat zich niet van de wijs brengen, want niet elke gebeurtenis is voor honderd procent een bewijs. Elke gebeurtenis die een mens op ongewone wijze overkomt, hoeft niet per se indruk op hem te maken, want hij bedenkt er veel verklaringen voor, zoals zinsbegoocheling, een storing in de gezondheid, een natuurverschijnsel. Hij kan voor zichzelf alles natuurlijk verklaren als hij dat wil. En een wilskrachtige ziel zal veel eerder deze verklaring laten gelden dan in een voor honderd procent sluitend bewijs geloven; dan in een openbaring van Mijn kant.
Doch zulke voorvallen die hem buitengewoon treffen, kunnen diep in zijn denken ingrijpen. Hij kan leren er anders over te gaan denken. Hij kan de mogelijkheid accepteren en nu met een dergelijke mogelijkheid rekening houden, om welke reden dan nog steeds zijn eigen wil moet beslissen. Het is verre van Mij, door ongewone verschijnselen die als genadestroom worden bestempeld, de wil van een mens ertoe te brengen om te veranderen, zodanig dat hij dus geloven moet wat hij tevoren niet wilde geloven.
Maar een ziel die worstelt om de waarheid, wier denken en doen gebaseerd is op de wil het juiste te doen, zo een ziel kom Ik te hulp in zoverre, dat Ik haar tevoren in de war breng en ze nu opnieuw haar denken moet ordenen. En de mens zal nu een betere oplossing vinden dan tevoren. Ieder ongelovig mens wordt door Mij door een ongewone belevenis geholpen zijn denken te veranderen. Maar de meesten gaan er blind aan voorbij. Ze zoeken steeds een puur natuurlijke verklaring en stellen zich daarmee tevreden. Dus werden ze door een genade geraakt die ze niet werkzaam bij zich lieten worden.
Ieder mens heeft belevenissen als Saulus, die hem in een Paulus zouden kunnen veranderen. Saulus legde zijn verschijningen gewoonweg uit als een duidelijke openbaring. En ook de stem die hij hoorde - die echter ook nu in vele mensenharten te vernemen is - was voor hem zonder twijfel de stem van God. Ze klonk echter niet duidelijker of overtuigender dan heden ten dage, wanneer Ik een mens toespreek om hem te waarschuwen of aan te manen, om hem te winnen. Maar zijn oor luisterde ernaar, terwijl tegenwoordig de mensen hun oor sluiten. Zijn verstand deed moeite juiste gevolgtrekkingen te maken. Dus een geringe aansporing was voldoende om zijn wil te veranderen. En hij gaf zijn belevenis zo weer, zoals die indruk op hem had gemaakt, waaraan vele mensen voorbij zouden zijn gegaan zonder ze op zich in te laten werken.
Ik ken iedere ziel en Ik geef iedere ziel wat ze nodig heeft en wat haar help om zalig te worden. Maar niet iedere ziel neemt aan wat Mijn Liefde haar biedt. Niet iedere ziel zal de genaden bij zich werkzaam laten worden, maar ontvangen kan iedere ziel onbeperkt. Maar ze wordt nooit onder dwang ertoe gebracht de genade aan te nemen. En daarom wordt ook nooit de vrijheid van wil belemmerd door zulke ongewone belevenissen, zodat ze geloven moet.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte