Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5798
5798 Het ongeloof tegenover de aankondigingen
29 oktober 1953: Boek 63
U mensen hecht geen geloof aan het wijzen op het einde. U leeft in de wereld, u wilt niets laten gelden wat buiten de aardse wereld staat te gebeuren en zich met zekerheid zal afspelen in de door Mij vastgestelde tijd. Ik kan u het geloof eraan niet inprenten, het moet in uzelf ontstaan en Ik kan u altijd alleen maar helpen doordat Ik uw ogen richt op belangrijke gebeurtenissen in een bepaalde periode die u waarlijk opmerkzaam zouden moeten maken. Want Ik kondigde de tekenen van de eindtijd aan door zieners en profeten die alleen volgens mijn wil uitspreken wat hun voor de tijd van het einde duidelijk was. En Ik kan u ook nu alleen opmerkzaam maken. Ik kan u steeds alleen maar weer aanmanen oplettend te zijn bij datgene wat er om u heen gebeurt.
En u zult dan ook zeker beseffen in welk uur u leeft. Want Ik laat u niet zonder waarschuwing het einde meemaken. Het komt niet zonder aankondiging over u, maar zo gauw u geen geloof hecht aan deze aankondigingen, zal het bij verrassing komen omdat mijn woord wordt vervuld, omdat het de enige waarheid is. En of u ook van menselijke zijde een vooruitgang wordt beloofd, ook deze houdt het einde niet tegen en hij zal alleen daar opvallend zichtbaar worden waar er geen geloof meer is, waar alleen aan de wereld aandacht wordt geschonken, waar mijn tegenstander de overhand heeft gekregen. En ook dat is een teken van het nabij zijnde einde. Want het zal zijn zoals ten tijde van Noach. De mensen zullen in zonde leven, ze willen alleen nog maar genieten en de wereld afdwingen wat ze maar kunnen, maar op Mij zullen ze geen acht meer slaan.
En wanneer u maar de instelling van de mensen tegenover Mij, tegenover hun God en Schepper van eeuwigheid nagaat, dan zult u ook daarin een teken van de eindtijd kunnen zien. Er is geen geloof meer onder de mensen, en wel daarom, omdat hun ook de liefde ontbreekt. De liefde onder de mensen is bekoeld en daarom is ook het geloof verdwenen. Want zelfs die zich gelovig noemen, die een God en Schepper niet totaal loochenen, hebben geen levend geloof daar ze zich anders op het einde moesten voorbereiden, daar zij anders de verwijzing naar het einde onvoorwaardelijk geloof zouden schenken. Alle aanmaningen en waarschuwingen halen niets uit bij diegenen tot wie ze gericht zijn. En of Ik ook zeer luid en duidelijk aan de deur van hun hart klop, of Ik hen opschrik door ongewone gebeurtenissen in hun leven of hun omgeving, ze zien allen met aardse ogen en herkennen mijn stem niet, ook niet wanneer die duidelijk tot hen spreekt. En hoe dichter het einde naderbij komt, des te beslister wijzen ze de aanwijzingen af. Het is hun steeds onwaarschijnlijker dat een hogere Macht ingrijpt, maar des te rijper zijn de mensen voor de ondergang. En alles zal gebeuren zoals Ik het heb verkondigd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte