Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5740
5740 Verlossing uit de diepte - Reddingswerk
6 augustus 1953: Boek 62
Wie in de duisternis smacht, moet licht ontvangen zodra hij daar naar verlangt. Mijn erbarmende Liefde geldt al deze ongelukkige wezens, die deels in het vlees, deels in de geest zich in een toestand bevinden die kwellend en droevig is, omdat ze zichzelf daar niet uit kunnen bevrijden en op liefdevolle hulp zijn aangewezen. Het is wel hun eigen schuld, want ze zouden het licht kunnen krijgen zolang ze op aarde vertoeven, maar Ik verstoot ze daarom niet. Integendeel, Ik help hen steeds weer opwaarts naar het licht, zodra ze zich willen laten helpen.
Maar juist hun wil stoot vaak de liefdevolle hand van zich af die naar hen wordt uitgestoken. En dan blijft duisternis hun lot tot ze hun wil veranderen. Maar Ik laat steeds weer lichtstralen opflitsen om hen uit hun verstarring los te maken, om hen voor enige ogenblikken een weldaad te laten voelen, die hen ertoe moeten brengen naar zulke lichtstralen te verlangen. Want dan pas kunnen ze worden geholpen. Dan pas kan hun gegeven worden wat ze verlangen.
Een verlossing uit de diepte betekent steeds een omvangrijk reddingswerk. Want een enkele ziel trekt talloze zielen mee omhoog, omdat ze zelf de nood kent en niet anders kan dan de lijdende zielen helpen, zodra zij zelf een glimpje licht heeft ontvangen. En daarom is de redding van een enkele ziel een onnoemelijke zegen, wat in het rijk hierna nog meer uitwerking heeft dan op aarde. Want de ziel die nog op aarde vertoeft, ervaart niet zo zeer de toestand van duisternis en kan ook wederom weinig begrip opbrengen als haar licht wordt aangeboden.
Het verlossingswerk dat echter in het hiernamaals succes heeft, zal grote uitwerking hebben. Want deze zielen ontbreekt alles en een lichtstraal is voor hen een overgrote rijkdom, die zij nu eveneens willen uitdelen. Maar licht betekent inzicht. Zodra een ziel een glimpje inzicht wordt verschaft, verlangt ze steeds naar meer weten. Ze begrijpt ook alles direct, zodra ze de wil heeft kennis te verkrijgen. En met dit weten groeit in haar ook het verlangen hiervan weg te geven en de liefde wordt in de ziel ontstoken en de weg omhoog is betreden.
Waar maar een zwakke wil kenbaar is, daar bied Ik hulp. En Mijn middelen zijn waarlijk wijs en liefdevol. Ik wil Mijn schepselen niet in de diepte laten. Ik weet dat ze zelf te zwak zijn, dat ze hulp nodig hebben. En Ik zend hun deze hulp op velerlei manieren, steeds zo, dat de wil van de ziel wordt aangespoord, opdat Ik Zelf dan dichter bij haar kan komen, opdat ze door een straal van Mijn Liefdekracht wordt aangeraakt en ontwaakt.
Ik zend Mijn Liefdestralen uit in de donkerste gebieden van Mijn tegenstander. Hij kan Mij niet hinderen, maar hij werkt eveneens op de zielen in de duisternis in. Maar een Liefdevonk verzwakt al zijn macht en versterkt de ziel. En deze Liefdevonken moet u mensen in hen ontsteken door uw voorspraak, door liefdevolle gedachtenis, die u deze zielen schenkt door bewuste hulpverlening, doordat u hen in gedachten onderricht, doordat u hun kennis geeft van hun Verlosser Jezus Christus, die hun redding is en die ze te allen tijde kunnen aanroepen om kracht en genade en vergeving van hun zonden.
U mensen zult er veel toe kunnen bijdragen een reddingswerk te volbrengen. En wanneer het maar één ziel is die u hulp hebt gebracht, die u hebt bevrijd uit de boeien van de satan, dan is daar onnoemelijk veel mee gewonnen. Want elke ziel heeft haar aanhang, die eveneens mee gered wordt, omdat dit de ziel zelf doet in haar dankbaarheid en gelukzaligheid, die op de ongelukkige zielen wordt overgedragen. En dus worden met iedere geredde ziel ijverige medewerkers gewonnen, die in het rijk hierna deelnemen aan het verlossingswerk. Mijn Liefde geeft geen van Mijn schepselen op en Ik zegen allen die Mij dienen en meehelpen hen die ongelukkig zijn uit hun toestand te bevrijden.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte