Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5551
5551 De wonderwerken van het kind Jezus
9 december 1952: Boek 61
Hetgeen waarover u opheldering verlangt, wil Ik u in onderrichten. Want Ik wil dat u eerst een juist weten zult bezitten, voordat u uw medemensen onderricht, wat de taak is van u die Mij zult willen dienen. Ik wil dat voor uzelf alles begrijpelijk is, voordat u uw weten doorgeeft. Want de medemens is vaak niet zo geduldig. Hij wenst opheldering, in het bijzonder wanneer hij twijfelt, en deze opheldering moet u hem dan ook kunnen geven. Het vraagstuk van de menswording Gods in Jezus is aanleiding voor de meeste vragen en wel omdat het tot nu toe op zo'n manier werd uitgelegd, dat er alleen maar steeds meer verwarring ontstond, in plaats van helderheid. Mijn bestaan op aarde als mens onderscheidde zich op geen enkele wijze van dat van een ander mens, behalve dat Ik in mijn hart de liefde ruimte gaf om zich te ontplooien, terwijl anderen hun eigenliefde vergrootten en "begeerden", in plaats van te "geven".
De liefdesvonk gloeit zwak in het hart van ieder mens. Hij kan echter oplaaien tot een heldere vlam, evenals hij ook verstikt kan worden. Maar daardoor onderscheiden de mensen zich ook van elkaar, want de liefde drukt op ieder de stempel van de goddelijkheid, terwijl de eigenliefde het evenbeeld is van mijn tegenstander, die zich zelf verhief en daardoor viel. De liefde is dus het goddelijke in de mens, dat zich slechts als een klein vonkje openbaart bij het begin van het aardse leven, maar eindeloos kan groeien. Het liefdesvonkje was in het kindje Jezus al te herkennen, omdat een lichtziel zich in het kind had belichaamd, die wel alle heerlijkheden Gods achterliet in het geestelijke rijk, maar nochtans niet van haar liefde afzag. En de kracht van deze liefde uitte zich soms ook, wanneer dus de geestvonk met de geest van de Vader van eeuwigheid in verbinding trad, wat bij ieder liefdevol kind gebeurt. Maar in Jezus moest dit voor de mensen openlijk te zien zijn opdat ze geloofden in de goddelijkheid van het kind Jezus. Het werkzaam zijn van de geest wordt in zo'n kindje niet belet, alleen komt het niet of slechts zelden tevoorschijn, omdat het verstand en de vrije wil van de mens eerst zelf het werkzaam zijn van mijn geest in zich moet nastreven, wat pas bewust gebeurt in de jaren waarin hij het verstand en de wil kan gebruiken in vrijheid van denken.
De verklaring voor de wonderen van het kind Jezus, voor de uitzonderlijke gebeurtenissen, is alleen maar te vinden in de hoge graad van liefde, omdat de ziel van Jezus van boven was, een ziel van licht en liefde die nu in een menselijke vorm gehuld werd. En ze werd ook gehinderd in haar tot nu toe onbeperkt scheppen en werkzaam zijn, opdat ze zich kon aanpassen aan de menselijke uiterlijke vorm. De liefde was in hoge mate in het kindje Jezus aanwezig, maar ook het aards-menselijke drong zich op, de wereld. Dat wil zeggen: Mijn en Zijn tegenstander oefende zijn invloed uit op dit aards-menselijke, omdat hem dit vanwege de beproeving van de wil was toegestaan. En mijn geest hield zich nu stil, want ook de mens Jezus moest deze wilsproef afleggen en het werk van de vergoddelijking van Zijn ziel moest onder dezelfde voorwaarden plaats vinden als bij ieder ander mens, hoewel mijn geest in Hem was en bleef door Zijn liefde.
Maar de hoogste graad van liefde moest de mens Jezus bereiken door eigen wil. En daarom trok mijn geest zich gedurende deze jaren terug. Hij spoorde niet aan en drong niet bij Hem aan. Hij liet de mens Jezus de volledige vrijheid, tot dan de door Zijn toegenomen liefde steeds meer toenemende volheid van mijn geest zich openbaarde als wijsheid en macht, als buitengewoon groot en diep weten en als wonderwerken. De mens Jezus was van eeuwigheid uitgekozen voor deze missie. Een hoogste lichtwezen daalde af naar de aarde. Een van mijn in gelukzaligheid levende kinderen begon Zijn gang over de aarde en dus moest deze ziel de aardse vorm van het kind Jezus reeds doorstralen. En al het ongewone van Zijn jeugd was heel natuurlijk en begrijpelijk, maar voor de in de duisternis levende mensen precies zo onbegrijpelijk en daarom werd in latere jaren het stralende licht met een omhulsel bekleed en begon de eigenlijke missie: het vergoddelijken van een aardse mens door de liefde. Weliswaar kon Ik door mijn geest te allen tijde werkzaam zijn in de mens Jezus omdat daar alle vereisten voor aanwezig waren, maar ter wille van de missie van Jezus trad al het goddelijk geestelijke terug en deze missie werd door Hem vervuld als mens, die alle kracht alleen maar uit de in Hem werkzame liefde putte. Deze tot ontplooiing te brengen was voor Hem net zo moeilijk als voor ieder ander mens, omdat mijn tegenstander zijn invloed waarlijk niet ongebruikt liet, want de overwinning van Jezus betekende immers de nederlaag voor de tegenstander. Maar mijn tegenstander kon de vrije wil van Jezus niet aantasten en deze wil was volledig op Mij gericht. En daarom lukte Hem het werk, want Zijn keuze voor Mij had zijn oorsprong in Zijn liefde. De liefde was de kracht die sterker is dan de dood en die daarom ook degene bedwong die de dood in de wereld heeft gebracht. De liefde was overwinnaar en zal het eeuwig blijven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte