Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5487

5487 Verlangen naar licht in het hiernamaals Geestelijke gesprekken

15 september 1952: Boek 60

Het verlangen naar licht is in het rijk hierna zeer groot bij diegenen die hebben ingezien dat de graad van zaligheid afhangt van een zeker inzicht, dat hun echter ontbreekt. Dat zijn wezens bij wie op aarde een zekere goedheid niet te ontkennen was. Die zich moeite gaven juist en eerlijk te handelen, maar toch geen geloof bezaten in een MACHT boven zich, aan een voortleven van de ziel en aan een geestelijk rijk.

En dit gebrek aan geloof heeft hen ook onontvankelijk gemaakt voor geestelijke kennis op de aarde, de wil om te geloven ontbrak. Daarom bezagen zij alles als onwerkelijk en onwaar wat, als buiten het normale leven staand, door gelovige mensen werd beleden. De wil ontbrak hun daarvan iets aan te nemen omdat zij niet geloofden. En ook, omdat het aardse leven hun zo buitengewoon toescheen, dat zij alleen daarvoor werkten en bezig waren.

Maar nu - in het rijk hierna, zien zij steeds meer en meer de realiteit van het geestelijke rijk in, maar zijn toch niet in staat duidelijkheid te verkrijgen over hun eigen bestaan en hun toestand. Zij weten niet wat werkelijk en onwerkelijk is. Zij zien onduidelijke beelden die zij niet begrijpen, zij worden tot denken aangespoord en komen er toch zelf niet uit. Zij verlangen naar licht, naar inzicht, en zijn dankbaar als het hun gegeven wordt. Het werk van leraren in het geestelijke rijk, geloof te vinden voor hun onderrichtingen, wordt echter bemoeilijkt door het ontbreken van geloof, omdat die zielen alles onaanvaardbaar lijkt door de instelling die zij op de aarde hadden. Maar zij streven onophoudelijk naar opheldering, zij willen de waarheid weten en daarom wordt die hun ook gebracht.

Het rijk hierna erkennen zij nu als werkelijkheid, omdat hun de kennis van het aardse leven niet geheel ontnomen is. Ze zijn dus nu al overtuigd van een leven nà de dood, en die overtuiging spoort hen aan ijverig te zoeken naar wat hun ontbreekt, naar licht. En zij worden ook niet moede en vertoeven daarom overal waar hun opheldering gegeven kan worden. Maar toch kan hun pas het licht gegeven worden, wanneer in hen de wil om goed te doen levend wordt - om daarmee te werken.

Daarom is zo menige ziel voor een onuitsprekelijk lange tijd zonder licht, zonder kennis, ondanks haar verlangen, omdat zij nog geen medegevoel heeft met het geestelijke dat evenals zij lijdt. Omdat zij alleen maar uit egoïstische motieven naar licht verlangt en het haar daarom ook nog niet gegeven kan worden. Maar mensen die reeds op aarde bezig waren hun medemensen te dienen, zij het door bedenksels, door raadgeving of onderwijzing, zullen dat ook in het rijk hierna willen doen en daarom vaak heel spoedig met de juiste kennis vertrouwd worden gemaakt, omdat zij dan ook dienend bezig willen zijn en daarom eveneens tot zegen van onwetende zielen mogen werken. Doch onder dwang wordt deze kennis aan geen wezen gebracht, ze moet innig begeerd en ijverig nagestreefd worden. Maar het hangt nog steeds van de ziel af hoe zij zich instelt tegenover het tot haar gebrachte licht; dit zal echter zijn uitwerking niet missen zodra een serieuze wil aanwezig is het juist te gebruiken.

Grote zegeningen kunnen daarom ook de onderwijzingen van de kant der mensen op aarde geven, als er steeds aan gedacht wordt dat bij elk geestelijk gesprek talrijke zielen aanwezig zijn en er aan deelnemen. Daarom moeten leerzame gesprekken ook in de geest van de liefde gevoerd worden, die dan ook invloed heeft op deze zielen en hen gewillig maakt de waarheid aan te nemen.

Wie zelf geestelijke rijkdom, voortkomend uit de waarheid, bezit, moet hem ook overbrengen aan al diegenen die er gebrek aan hebben. Hij moet ook vaak de zielen in het hiernamaals gedenken, die soms gewilliger zijn de waarheid aan te nemen dan de mensen op aarde, die in hun schijnwereld nog alles zouden willen afwijzen wat op een leven in het hiernamaals betrekking heeft.

Goede en boze gesprekken op aarde vinden weerklank in het rijk hierna, denk daar steeds aan. Zorg er daarom steeds voor zo te denken en te spreken dat de zielen in het hiernamaals er van leren kunnen, dat zij graag naar u luisteren en er voor zich altijd voordeel uit trekken. Dan zult u steeds door zielen omringd zijn die ook u willen dienen, voor zover hun kracht dat toelaat. Op velerlei manieren kunt u licht verspreiden, u zult in de zielen die begerig zijn naar licht steeds dankbare leerlingen vinden - en uw arbeid voor het rijk van GOD zal gezegend zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte