Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5460
5460 De op God gerichte wil is de doorstane proef op aarde
12 augustus 1952: Boek 60
Mij zult u eeuwig niet meer verliezen, u die Mij zoekt en gevonden hebt. Zolang u op aarde verblijft bent u weliswaar aan de invloeden van mijn tegenstander blootgesteld, maar wiens wil zich eenmaal op Mij heeft gericht, die is door Mij vastgepakt en zijn terugval in de diepte voorkom Ik. Maar Ik spreek van een ernstige wil die volledig bewust op Mij aanstuurt. Waar deze ernst nog niet aanwezig is, daar kan het mijn tegenstander nog wel lukken hem van Mij af te brengen, want er zijn mensen die door opvoeding of spreken van de medemensen als het ware meelopers zijn geworden, die zich dus bij hun medemensen aansluiten, echter niet vanuit het innerlijk verlangen, Mij als hun herkende Vader tegemoet te snellen. Maar waar dit innerlijk verlangen naar Mij in een mens is ontwaakt, daar wordt nu mijn vaderliefde werkzaam.
Ik lok en roep deze mens nu voortdurend. Ik pak hem vast en laat hem niet meer los. Deze is al uit de keten van de satan bevrijd, ofschoon diens inspanningen om hem terug te winnen niet ophouden, tot Ik de mens tot Me roep in mijn rijk. De Mij ernstig toegekeerde wil is er de zekerste waarborg voor dat hij Mij en mijn rijk wint. Want Ik geef hem de kracht, omdat Ik zelf naar mijn kind verlang en zijn wil al de proef op aarde heeft doorstaan.
De ernstige, op Mij gerichte wil is de beslissing, omdat juist deze wil zich eens van Mij afkeerde en de terugkeer naar Mij dus door middel van de wil voltrokken moet worden. Ik beoordeel de wil, maar niet alleen maar de woorden die niet serieus zijn maar voor Mij heel goed herkenbaar als slechts woorden die de mond uitspreekt of gedacht worden, waarvan het hart echter niets weet. Maar waar eenmaal het verlangen naar Mij is ontwaakt, streeft de mens ook onophoudelijk opwaarts.
Want zodra mijn kracht hem wordt toegestuurd als gevolg van de verandering van zijn wil, gebruikt hij deze voor geestelijk streven. Hij heeft zich als het ware al bij Mij aangesloten. Ik ga naast hem, alleen nog zolang niet door hem herkend als zijn liefde nog zwak is. Mijn beeld wordt echter steeds helderder wanneer de liefde in hem toeneemt, tot hij Mij zelf door de liefde in zich heeft opgenomen en nu ook inziet dat hij niet meer weg kan zinken in de diepte, omdat Ik niets opgeef wat van Mij is en in vrije wil van Mij is geworden.
U zult nooit meer van Mij kunnen scheiden wanneer u de levensproef op aarde in zoverre hebt doorstaan, dat uw wil voor Mij heeft gekozen. Dan kan het leven op aarde alleen nog tot een grotere zielenrijpheid bijdragen. U zult Mij bewust dienen en trouw zijn, totdat Ik u tot Me roep in mijn rijk als uw uur gekomen is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte