Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5378
5378 De wil wordt beoordeeld, ook als de daad niet kan worden uitgevoerd
29 april 1952: Boek 59
De wil wordt beoordeeld, ook als de daad niet kan worden uitgevoerd. Maar steeds moet u gezegd worden dat de wil niet alleen door woorden kan worden uitgedrukt, maar dat IK de wil op zich beoordeel. Alles wat u in uw hart voelt, wat in u opstijgt als wens die u aanzet iets te doen - of tot goed of tot slecht handelen - dat is de wil die uw geestelijke ontwikkelingsgang bepaalt en waarvoor u zich eens moet verantwoorden.
De wil is in u gelegd daar u anders niet als wezen beschouwd zou kunnen worden - en deze wil is vrij. Er kan door niemand over worden beslist. Begrijp dit goed: de wil in u is aan geen dwang onderworpen ofschoon u bij de uitvoering van uw wil gehinderd kunt worden. Daarom zeg IK u: uw wil wordt beoordeeld, die dus goed of verkeerd gericht kan zijn. En daarom zal nooit bestreden kunnen worden dat u, mensen een vrije wil hebt - ook als u vaak niet kunt realiseren wat u wilt omdat andere mensen of ook IKZelf de wil tegenover de uwe stellen en nu de sterkte van deze wil uw voornemen verhindert. Dat IK Mijn Wil vaak tegenover de wil van de mensen stel, dient alleen hun geestelijke voltooiing, het zal echter nooit de wil van de mens onvrij kunnen maken. Want de wil wordt door het denken van de mens zelf bepaald en zo kan het denken van de mens verkeerd of goed zijn, al naargelang de graad van liefde die in hem ontstoken wordt.
De Liefde echter is Mijn goddelijke Kracht en Ze stroomt ieder wezen toe. En het hart dat zich door deze kracht laat aanraken, zal ook goede gedachtenstromen opnemen en de wil in zich ook de juiste richting geven, terwijl de toevoer van slechte gedachten uit een liefdeloze sfeer komt en begrijpelijkerwijs door die mens worden opgevangen die eveneens zonder liefde is en daarom ook zijn wil op het kwade is gericht, zelfs als de mens het niet verwerkelijken kan.
Om hem zondig te laten zijn is zijn wil echter voldoende, d.w.z. zijn denken en willen is tegen MIJ gericht en heeft ook overeenkomstige werken ten gevolge. En zo kun je zeggen, dat goed denken en goed willen altijd alleen maar door een liefdevol mens tot stand kan worden gebracht, want de liefde geeft alles de goede richting. En daarom moet de mens zich met heel zijn wil aan MIJ overgeven, omdat dan zijn denken door de liefde niet anders dan goed kan zijn en zich bijgevolg naar MIJ wendt, zijn Schepper en VADER van eeuwigheid. Daarom zou de mens met zijn wil dat alles moeten nastreven wat naar MIJ leidt, zelfs als er wordt geprobeerd, door een tegengestelde wil, hem daarin te hinderen - omdat IK Zelf dan diegene nog dichter tot MIJ trek die zich door de liefde de aanspraak MIJ te bezitten, heeft verworven En daar ieder mens tot liefde in staat is en dus goed denken en willen kan, is hij ook voor zijn wil verantwoordelijk - en daarom wordt ieder geoordeeld naar zijn wil.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte