Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/5001
5001 God spreekt steeds weer
18 november 1950: Boek 56
O jullie dwazen die menen de Liefde van uw God te kunnen bepalen. Jullie blinden van geest, die Mij nog niet herkend, Mijn tegenwoordigheid nog niet gemerkt hebben. Die daarom niet kunnen begrijpen, dat Ik Me kenbaar maak aan diegenen die naar Mijn Woord verlangen. Jullie dwazen die niet weten dat Ik het eeuwige Woord Zelf ben en bijgevolg moet spreken wanneer Ik bij u aanwezig ben en u Mijn aanwezigheid wil bewijzen. U praat wel na wat Ik eens gesproken heb toen Ik op aarde wandelde, maar zolang Ik Zelf niet bij u aanwezig ben, zijn het slechts dode letters die u verbreidt, die pas levend worden, wanneer u ze als teken van Mijn aanwezigheid ervaart, omdat u Mij dan Zelf hoort spreken, die Me door de Geest in u openbaar.
In het begin was het Woord en het Woord was bij God (en het Woord is God). Mijn Woord ben Ik Zelf en Mijn Geest is in elk Woord dat van Mij getuigt. Ik spreek tot de mensen en wel overal en altijd, zodra de mens zijn oor voor Mij opent, zodra hij verlangt Mij te horen en luistert naar de uiting van Mijn Liefde. En nooit zal deze Liefde uitgeput raken, zoals daarom ook nooit Mijn Woord kan ophouden te weerklinken in het hart van de mensen die Mij liefhebben.
Wie dus gelooft dat Ik Me slechts één keer aan de leerlingen heb geopenbaard, wie gelooft dat Ik nu zwijg en nooit meer met de mensen in een zo innig contact sta dat ze in staat zijn Mij te horen, die bevindt zich in grote dwaling. En die dwaling is voor hem zelf zeer nadelig, omdat hij nooit Mijn stem kan horen, wanneer hij niet gelooft dat Ik Me openbaar, dat Mijn Liefde zich tegenover u mensen wil uiten en u een teken wil geven dat Ik bij u tegenwoordig ben.
Omdat Mijn Godheid wezenlijk is, moet Ik ook van Mijn Wezen getuigenis kunnen afleggen en dus tot u mensen spreken. Ook u zult alleen een ander wezen kunnen herkennen wanneer dit zijn denken, willen en voelen tot uitdrukking kan brengen, daar het anders voor u dood blijft en niet herkend wordt. En daar Ik wil dat u mensen Mij leert herkennen, moet Ik tot u spreken.
Welke vader die zijn kinderen liefheeft, zou wel blijven zwijgen als hij weet dat ze in nood zijn? Welke vader zou wel een gelofte afleggen slechts eenmaal tot zijn kinderen te spreken, om dan voor altijd te blijven zwijgen? U mensen kent uw Vader in de hemel niet als u zich Hem voorstelt als een onbarmhartig wezen met principes die elke liefde ontberen. Zoals een hen haar kuikentjes lokt om ze te beschermen tegen het gevaar, zo ben Ik ook alsmaar iemand die roept en aanmaant. En hoe anders dan door Mijn Woord, dat van Mij Zelf getuigt en van Mijn Liefde en zorg voor u?
O jullie dwazen die geloven dat Mijn Liefde minder zou worden. Dat ze ooit uitgeput zou kunnen raken. Dat Ik, het Woord van Eeuwigheid, eens zou kunnen zwijgen, omdat Ik al een keer tot u gesproken heb. Wees erop bedacht hoe zwak uw geloof toch is en hoe u Mij beoordeelt naar aardse maat. Hoe u Mij de zwakheden en gebreken van een aardse mens toeschrijft, wiens liefde beperkt is omdat hij nog onvolmaakt is.
Mijn Woord zal steeds weerklinken en ieder mens die zich vormt volgens Mijn wil, die zijn hart gereed maakt tot woning waarin zijn Heer Zijn intrek kan nemen, zal het kunnen horen. En als Hij bij hem aanwezig is, zal Hij Zich ook uiten en woorden van Liefde en Wijsheid tot hem spreken, zoals Ik het beloofd heb. En nooit zult u eraan moeten twijfelen, daar anders ook Mijn op aarde gesproken Woord vervallen zou zijn, dat Mijn Geest u heeft verkondigd tot aan het einde der tijden: “Ik blijf bij u tot aan het einde van de wereld”, “Mijn Geest zal u in de waarheid binnenleiden”.
En als u een diep levend geloof bezit, zult u Mij niet beschouwen als een verre God, veeleer als een uitermate goede, liefdevolle Vader die altijd met u verbonden wil zijn en blijven en die u dan ook zult kunnen vernemen, die altijd tot u spreekt als u ernaar verlangt Hem te horen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte