Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4969
4969 Licht - Schaduw van de dood - Verblindend licht - Ziekte en leed zijn hulp van God
19 september 1950: Boek 56
Wie niet onder de indruk is van mijn woord, die staat in de schaduw van de dood. Hij herkent het licht niet omdat hij bewust zijn ogen sluit, omdat hij de duisternis verkiest en dus het licht de toegang blokkeert. Hij houdt zijn blik op de wereld gericht, vanwaar voortdurend dwaallichten opflitsen en zijn ogen verblinden, zodat hij het zachte licht dat uit het geestelijke rijk straalt niet ziet of hij schenkt er geen aandacht aan ter wille van het wereldse. Al het aardse neemt hem in beslag. En treedt hem nu een bode van het licht tegemoet met mijn woord, dat hem aanraadt de wereld te overwinnen, af te zien van aardse goederen ter wille van het heil van zijn ziel, dan keert hij zich onwillig af omdat het leven van de ziel hem niets zegt, omdat hij de wereld niet wil opgeven, omdat hij zich er goed in voelt, en dus gaat hij de geestelijke dood tegemoet.
Mijn woord zou hem geestelijke schatten kunnen opleveren. Mijn woord zou hem een licht kunnen geven dat zijn ziel weldadig beroert. Mijn woord zou hem kunnen opwekken tot het eeuwige leven, maar hij is een prooi van de wereld en zoekt en begeert alleen wat zijn lichaam welbehagen verschaft. Het blijft duister in hem, ondanks het schijnlicht van de wereld. Daarom wil Ik hem helpen de wereld te leren verachten, doordat Ik hem ook haar goederen als onbestendig en waardeloos presenteer, doordat Ik ook zijn lichaam zwak laat worden en hem het einde van zijn leven voor ogen houd. Ik laat ook dat, wat de mens het meest begerenswaardig toeschijnt, aftakelen en teloorgaan. Ik laat de mens in aardse nood en benauwenis geraken. Ik laat hem leed en ziekte dragen en Ik laat hem inzien dat de wereld hem geen hulp biedt. Ik laat het toe dat de mens van aardse hoogte neerstort, dat op grote rijkdom armoede volgt, steeds alleen met het doel dat hij de waardeloosheid en onbestendigheid leert inzien van datgene wat hij begeert. En Ik laat hem steeds weer kennismaken met mijn woord, opdat hij hierin vervanging zal zoeken en vinden voor dat wat hij aards heeft verloren. Ik laat hem in duisternis geraken, waar geen schijnlicht meer straalt, opdat hij het zachte licht van boven ziet en zich er naartoe keert, opdat hij uit de nacht van de dood wegvlucht naar het licht van het leven.
En daarom zal op aarde het leed nooit ophouden, omdat Ik steeds weer die mensen naar Mij toe wil trekken, die nog ver van Mij verwijderd zijn en onderdanig aan de vorst van de wereld, maar wier levensloop spoedig ten einde is zonder de ziel het resultaat te hebben opgeleverd ter wille waarvan ze op de aarde is belichaamd. En Ik laat overal een licht stralen in de duisternis. En wie zich door zijn zachte schijnsel zal laten bestralen, die zal eerst uit de duisternis in een schemerlicht worden verplaatst. Het zal hem goed doen en in hem zal het verlangen naar licht groeien. Mijn woord zal zijn hart beroeren. Hij zal het herkennen als liefdevol woord van de Vader, als enige weg naar het leven. En uit de schaduw van de dood zal zijn ziel het land van het licht, het eeuwige leven binnengaan.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte