Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4942
4942 „Jij bent Petrus, de rots, op jou wil…“
27 juli 1950: Boek 56
Ik heb op aarde wel een kerk gesticht, maar geen organisatie gewild.
Dit zeg Ik tegen allen die mijn woord “Jij bent Petrus, de rots, op jou wil Ik mijn kerk bouwen” zodanig uitleggen, dat Ik zelf dus de stichter zou zijn van wereldlijke organisaties die zich de ware kerk van Christus noemen. Zoals al mijn woorden, dienden ook deze geestelijk te worden opgevat. Wel zeer gemakkelijk te begrijpen, wanneer het diepe geloof van mijn leerling Petrus als rots wordt uitgelegd, dat bekend moet zijn bij al degenen die tot mijn ware kerk behoren. Mijn kerk is een zuiver geestelijk werk. Daaronder dient een gemeente te worden verstaan die in het geloof rotsvast is als Petrus, maar nooit de aaneensluiting van mensen in een zuiver wereldlijke organisatie, die wereldlijk moet worden genoemd, omdat alles naar buiten toe herkenbaar moet zijn wat het toebehoren aan die organisatie bewijst, terwijl bovendien wetten en voorschriften werden afgekondigd die de mens onvrij maken in het denken en handelen, wat geheel indruist tegen mijn wil. Wat Ik eis van de mensen die tot mijn kerk behoren, is dat ze in vrije wil op Mij aansturen, waartoe het geloof in Mij noodzakelijk is en ook de liefde.
Maar geen van beide kunnen worden afgedwongen of door voorschriften worden bereikt. De liefde voor Mij wordt niet plichtmatig gewekt, maar alleen door het geloof aan mijn volmaaktheid. En dit geloof kan wel worden aangeleerd, maar niet geëist. Om te geloven moet de mens zelf, na innerlijke strijd, tot een besluit komen, nadat hem kennis over Mij werd gegeven, over zijn Schepper en Vader van eeuwigheid. Pas dit zelf verworven geloof maakt de mens lid van mijn kerk, dus kan mijn kerk niet een organisatie zijn, die veel leden kan hebben, aan welke echter het levende, zelf verworven geloof ontbreekt. Want ofschoon zowel het geloof als ook de liefde daarin wordt gepreekt, zijn het toch eerst de toehoorders die zelf de wil actief moeten laten worden om het recht te verwerven, toe te behoren aan mijn, door Mij gegrondveste kerk. En daarom beklemtoon Ik steeds weer, dat deze kerk niet door mensen gestalte kon worden gegeven door het oprichten van een organisatie die - zoals elke wereldlijke organisatie - leiders in verschillende graden laat zien, aan welke Ik zo’n ambt nooit heb toegewezen. Die meer heersende dan dienende functies hebben en die zelf vaak geen leden van de door Mij gestichte kerk zijn, omdat ze alleen blind geloven, wat hun ook geleerd werd en die zichzelf nog niet het overtuigde geloof eigen hebben gemaakt door na te denken, evenmin als het levende geloof door werken van liefde. Dezen dus geloven van zichzelf dat ze mijn vertegenwoordigers op aarde zijn. En toch kunnen ze niet het weten dat overeenstemt met de waarheid aan de mensen overbrengen, omdat ze het zelf niet bezitten. Ze voelen zich als opvolgers van Petrus, maar zijn het niet, want hun geloof laat niet de sterkte van een rots zien zodra het op de proef wordt gesteld. Mijn door Mij gegrondveste kerk zal de proef doorstaan. De poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. Doch als er aan de muren van die andere kerk wordt gewrikt, wat mijn wil voorzien heeft, zal die niet standhouden. En alleen blindelings gelovige fanatiekelingen zullen standhouden. Echter niet uit overtuiging, maar uit fanatisme, wat echter niet van Mij uit als trouw wordt beschouwd. Want Ik verlang van de mensen dat ze nadenken over alles wat hun overkomt. En Ik wil dat ze ziende worden en niet blind blijven door eigen schuld. Ik verlang ook dat ze nadenken over mijn woorden: “Jij bent Petrus, de rots, op jou wil Ik mijn kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.”
Ik verlang dat erover wordt nagedacht, hoe deze woorden van Mij dienen te worden opgevat. Ik wil dat ze naar waarheid worden uitgelegd en dat u mensen het ook inziet, wanneer menselijke uitleg niet overeenstemt met de geestelijke betekenis die Ik in mijn woorden heb gelegd. En u zult het kunnen inzien, als u maar met het verlangen naar de zuivere waarheid nadenkt wanneer u wordt onderricht door diegenen die zich mijn vertegenwoordigers op aarde noemen. Mijn echte vertegenwoordigers zijn wel in de waarheid onderricht en kunnen bijgevolg ook aan hun medemensen een juiste uitleg geven over mijn woord en zijn diepe geestelijke betekenis. Maar mijn vertegenwoordigers behoren ook tot de door Mij gestichte kerk, ofschoon ze niet bij een aardse organisatie horen. Mijn echte vertegenwoordigers zullen ook in mijn naam alle geestelijke organisaties het einde van hun bestaan aankondigen, omdat alles wat zich van de werkelijke waarheid heeft verwijderd, zal vergaan. Zelfs wanneer bij de mensen de mening wordt gehuldigd, dat die kerk onoverwinnelijk is. Onoverwinnelijk zal alleen die kerk zijn die Ik zelf op aarde heb gegrondvest, die een geestelijke gemeenschap is van diegenen die een geloof hebben als Petrus en door dit geloof zich vormen naar mijn evenbeeld. Die ook levend kunnen geloven, omdat ze in de waarheid zijn onderricht. Die mijn geest in zich werkzaam laten zijn, die steeds het teken is en zal blijven van het toebehoren aan de door Mij gestichte kerk.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte