Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4893
4893 Geestelijke wedergeboorte
9 mei 1950: Boek 55
Tot de geestelijke wedergeboorte wil Ik allen helpen die van goede wil zijn. Want met de geestelijke wedergeboorte begint pas het eeuwige leven, de staat van vrijheid en kracht, de staat van gelukzaligheid.
Wat nog door de materie is omhuld, wat nog in haar banden smacht, is onvrij en zwak en verkwist elke levenskracht, weer alleen tot vermeerdering van de materie. Maar de ziel die zich van haar losmaakt, begint vrij te worden en zich in een andere sfeer te begeven, hoewel ze nog op aarde vertoeft. De ziel herkent haar ware bestemming en brengt tot Mij, haar Vader en Schepper van eeuwigheid, een andere verhouding tot stand, een verhouding die meer overeenstemt met de oorspronkelijke verhouding, al is het ook nog in primitieve vorm. Ze streeft weg van het ene rijk, het andere tegemoet, ze treedt een wereld binnen die haar tevoren vreemd was, ze wordt opnieuw geboren.
En deze wedergeboorte voltrekt zich duidelijk wanneer een geestelijk streven in de plaats van het aardse streven komt, wanneer de wereld met haar vereisten niet meer op de eerste plaats komt, maar alleen nog in zoverre aandacht wordt geschonken als de instandhouding van het aardse leven het vergt.
Geestelijke wedergeboorte is het gevolg van de innige innerlijke aaneensluiting met Mij door een waar gebed of door werken van liefde. Ik zelf zal tot toenadering van zo’n ziel gebracht worden op het moment dat ze Mij zoekt, dat ze op Mij aanstuurt. Want dan geldt haar wil Mij, dan is al het doel van het aardse leven vervuld, een wilsverandering heeft zich voltrokken die ook een wezensverandering tot gevolg heeft, een aanpassen aan mijn oorspronkelijk wezen, dat in zichzelf liefde is. De ziel is naar buiten getreden in een geestelijk leven en begint nu haar geestelijke vooruitgang, die met zekerheid ook wordt bereikt zodra ze eens mijn hand heeft vastgepakt en zich door Mij zal laten trekken.
Om tot geestelijke wedergeboorte te komen moet de ziel dus eerst het aardse verlangen hebben opgegeven, ze mag niet meer gebonden zijn aan haar oude omhulling door begeerten die zodanig het welzijn van het lichaam tot doel hebben. Ze moet zonder bedenken afstand kunnen doen van dat wat de wereld haar te bieden heeft, omdat ze niet in de aardse en de geestelijke wereld tegelijk kan zijn. Het binnengaan in de geestelijke wereld zal echter pas plaatsvinden wanneer ze de aardse wereld totaal heeft overwonnen.
Want het is het leven van de ziel, niet dat van het lichaam, dat opnieuw moet beginnen. Het lichaam kan nog wel op aarde zijn, maar moet zich nu voegen naar de wil van de ziel, dus zijn verdere leven op aarde wordt door haar bepaald. Ik wil allen die van goede wil zijn, helpen tot de geestelijke wedergeboorte. En mijn hulp geldt de mens allereerst zodanig dat Ik hem van de materie zal helpen vrij te worden, wat weliswaar vaak een smartelijke ingreep mijnerzijds zal betekenen, maar steeds alleen tot heil van de ziel zal dienen, opdat ze de materie zal leren overwinnen, opdat ze een nieuw leven zal zoeken, een leven met onvergankelijke goederen, opdat ze zal streven naar het rijk dat haar ware vaderland is, waarin ze vrij is van elke keten en vol van licht en kracht, waarin ze gelukzalig kan zijn tot in alle eeuwigheid.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte