Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4845

4845 De samenstelling van de ziel

24 februari 1950: Boek 55

De ziel van de mens is een bouwsel van onvoorstelbaar veel miniatuurscheppingen. Zij is als het ware uit deze scheppingen samengesteld die allemaal vroegere belichamingen van haar waren, zodat ze als een totaal scheppingswerk van GOD te bestempelen is, DIE Zijn oneindige Liefde, Wijsheid en Almacht in de menselijke ziel bewezen heeft. De mens kan er zich geen voorstelling van maken dat hijzelf in zijn ziel de gehele schepping bevat. Maar als hij na zijn dood in het geestelijke rijk in staat is zichzelf te schouwen, zal hij vol eerbied en liefde tot GOD de wonderwerken aanschouwen die hij in zichzelf terugvindt. Van elke belichaming (door stenen- planten- en dierenrijk tot mens) gedurende zijn ontwikkelingsgang is de zielesubstantie bijeengebracht, en zo is de menselijke ziel in haar afzonderlijke substanties door de gehele schepping gegaan en kan nu een onvoorstelbare veelzijdigheid laten zien. Dan pas zal het duidelijk worden hoe wonderbaar al de scheppingswerken van GOD zijn en Zijn Grootheid, Zijn Liefde, Wijsheid en Almacht komt op die manier duidelijk naar voren en laat het innerlijk van alle wezens blijvend in eerbied en liefde tot GOD opzien, DIE Zijn schepselen door het zich bewust worden van Zijn Kracht en het besef HEM Zelf te kennen, mateloos gelukkig maakt.

Maar er behoort een bepaalde graad van rijpheid toe dat de ziel zichzelf kan aanschouwen, en daarom is ook dit een zaligheid voor hen die in het lichtrijk zijn. Het zichzelf aanschouwen van de ziel is in de belofte van JEZUS vervat: "Wat geen menselijk oog heeft gezien en geen menselijk oor heeft gehoord heb IK bereid voor hen die MIJ liefhebben!".

De ziel kan dus in alle gebieden inzage hebben. Zij aanschouwt wat zij nooit eerder gezien heeft, wat echter in de schepping onloochenbaar aanwezig is, en ze is er zich van bewust dat deze wonderen nooit ophouden, dat er zich steeds weer nieuwe bouwsels bevinden en zij toch niet moede wordt deze scheppingen te aanschouwen, maar er steeds meer wil zien en daarom ook steeds gelukkiger wordt.

De ziel is voor menselijke zintuigen niet waarneembaar en daarom ook niet begrijpelijk. Zij is voor de mens op aarde iets geestelijks, maar in het geestelijke rijk het werkelijke. Zij is wat de geestelijke scheppingen bewoont, zij is het waarlijk levende in het geestelijke rijk omdat zij met de kracht van GOD vervuld wordt. En zo worden er in de ziel alle gedachten van GOD weer aangetroffen die HIJ tot vorm liet worden door de Kracht van Zijn Wil.

Ieder scheppingswerk is een tot uitdrukking gekomen gedachte van GOD, en zo is de menselijke ziel een scheppingswerk van de grootste omvang in miniatuuruitvoering. Maar voor de mensen op aarde is de ziel een twijfelachtig begrip, een iets, waarvan zij nog niet ten volle overtuigd zijn of dit wel aanwezig is, waarvan zij door onderzoek ook nooit overtuigd kunnen worden. De ziel is voor de mensen van deze wereld een niets of een twijfelachtig object. Maar in waarheid is zij de heerlijkste schepping die getuigt van GOD's Liefde, Wijsheid en Almacht, die HEM verheerlijkt in het geestelijke rijk, die onvergankelijk is en die de aanleiding is tot 'n voortdurend lofprijzen van GOD door allen die in het lichtrijk vertoeven en gelukzalig zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte