Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4721
4721 Christus hoofd van Zijn kerk - Leden van de ware kerk
22 augustus 1949: Boek 54
Het hoofd van de kerk van Christus blijft Jezus Christus Zelf.
Want op het geloof in Zijn verlossingswerk is deze kerk gebaseerd, die de gemeenschap van de gelovigen omvat, dus van degenen die zich onder het kruis van Christus neerzetten en willen delen in de verlossing door Zijn bloed, dat Hij voor de zondige mensheid heeft vergoten. Anders dan als dit geloof in Hem en de verlossing door Hem, is Zijn kerk niet op te vatten. En zo zijn ook de woorden van Jezus op te vatten: “Jij bent Petrus, de rots. Op jou wil Ik mijn kerk bouwen.” Petrus was de gelovigste onder Zijn discipelen en hij onderkende de missie van de mens Jezus. Hij geloofde in Hem als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, alhoewel hij in ogenblikken van aardse nood de wereld op de voorgrond plaatste, die hem aanzette tot zijn drievoudige verloochening. Zijn geloof was daarom niet zwakker, alleen zijn vlees schoot tekort in de angst en nood door de gebeurtenissen rond Jezus. Wie tot Zijn kerk wil behoren moet dus Jezus Christus erkennen en daarom zal Jezus Christus ook steeds moeten worden beleden als teken van het toebehoren aan Zijn kerk. En dus zal ook Zijn leer in haar moeten worden bekendgemaakt, dat wil zeggen: er moet hetzelfde worden onderricht wat Jezus Zijn medemensen leerde. De mensen moeten vertrouwd worden gemaakt met het evangelie, omdat het weten daarvan noodzakelijk is om ook het geloof aan de verlossing door Jezus Christus te laten opleven. Want pas het ware geloof is de aanleiding dat de mens de juiste verhouding aanknoopt met Degene Die voor hem de eeuwige gelukzaligheid heeft verworven door Zijn kruisdood. Daarom kunnen aanhangers van elke geloofsgemeenschap de aanspraak laten gelden op het lidmaatschap van de ware kerk van Christus, als ze maar in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk geloven en tot Zijn evangelie zijn doorgedrongen en naar Zijn goddelijke leer van de liefde hun levenswandel leiden. Dit alleen zijn de tekenen van de kerk die Jezus Zelf op aarde heeft gesticht, dat de mensen in Zijn geest verblijven en Hem nooit meer uit hun gedachten verliezen en Hem trachten na te volgen in daden, woorden en gedachten.
Het geloof in Jezus Christus zet de mensen ertoe aan een juiste levenswandel te leiden. Want de woorden van Jezus, Zijn evangelie, zijn hem heilig. Hij beschouwt ze als Gods woord en probeert ze ten volle te ontplooien. En daardoor wekt hij de geest in zich tot leven en het werkzaam zijn van de geest is dan het zekerste teken van lidmaatschap van de ware kerk van Christus. Maar het zijn niet de uiterlijke banden, het voldoen aan uiterlijke formules of een op een traditiegetrouwe manier gedwongen lidmaatschap die een mens tot de gemeenschap van gelovigen laat horen. Want dan heeft het opwekken van de geest niet veel te betekenen, dat meer verlangt dan het uiterlijk toebehoren, alleen in naam. Wie in Jezus Christus het hoofd van de kerk ziet, stuurt bewust aan op Hem. En voor hem is Zijn woord het evangelie, de enige weg naar het doel. Want het woord is het vlees en het bloed van Jezus. Het is brood en wijn uit de hemel. Bijgevolg moet het ook naar de hemel leiden. Het moet tot de nauwste aaneensluiting met de goddelijke Verlosser zelf leiden en dus zalig maken. Het woord is dus de kern van de kerk van Christus. Het woord is de leer van Zijn liefde en waar dit aan de mensen wordt overgebracht, daar zal steeds de ware kerk van Christus zijn. En wie Zijn woord opneemt in zijn hart en er naar leeft, is Zijn aanhanger. Hij is lid van Zijn kerk, die steeds alleen geestelijk is op te vatten, dus niet aan aardse organisaties gebonden is. Toch kan elke aards kerkelijke organisatie leden van deze kerk omvatten, zodra ze aan die voorwaarden voldoen, als ze ware, gelovige aanhangers en belijders zijn van Jezus Christus en Zijn verlossingswerk.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte