Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4706
4706 Naastenliefde
7 augustus 1949: Boek 54
In de christelijke naastenliefde ligt de beweegreden voor de vrede en de eendracht, zowel in het groot als in het klein. Dat wil zeggen: volkeren en staten zullen met elkaar in vrede leven, zoals echter ook de mensen onderling eendrachtig samen zullen leven, als hun gedrag uitgaat van het beginsel van de naastenliefde, ze elkaar alleen het goede ten deel willen laten vallen en hun best doen van de medemens leed en zorg verre te houden. Dan zal er op aarde werkelijk vrede zijn.
Maar hoe ver zijn de mensen daar nu van verwijderd. Ze krenken elkaar en zijn totaal meedogenloos, ofschoon ze ook niet bewust de mens schade willen berokkenen. Maar van liefde voor elkaar is niets te merken. En daarom is ook het grote geestelijke verval zo duidelijk zichtbaar. Want zonder liefde kan de mens ook niet geestelijk streven. Zonder liefde is er geen geestelijke vooruitgang. De mensen bereiken het doel niet. Slechts weinigen laten nog de wet van de liefde gelden, die echter moet worden nagekomen, daar er anders geen vrede kan zijn.
En zo moet ieder afzonderlijk zich ernstig afvragen, hoe hij zich gedraagt tegenover deze wet. Hij moet zich afvragen of hij alles doet wat in zijn vermogen ligt om iemand een plezier te doen, om leed te lenigen en de nood tegen te gaan die hem duidelijk wordt en zijn hulp vereist. De mens moet meer aan anderen denken dan aan zichzelf, dan zal hij ook zien waaraan het ontbreekt en hulp kunnen verschaffen. De mens moet alles vermijden waardoor hij zijn medemensen krenkt, daarentegen alles doen waarmee hij hun een plezier doet. Vraag u serieus af of u zich zou kunnen rechtvaardigen als er zo'n rechtvaardiging van u gevraagd zou worden, en u zult veel nalatigheden ontdekken die een zonde zijn, wanneer de medemens daardoor leed ondergaat of gebrek lijdt, hetzij geestelijk of lichamelijk.
Help waar u kunt helpen en behoed de naaste voor leed waar het in uw vermogen ligt. Laat nooit de eigenliefde overheersen. Laat nooit de naaste honger lijden als u het uzelf goed laat gaan. Dit is letterlijk en ook figuurlijk te verstaan, want ook een vriendelijk woord, een aardige blik, een behulpzame daad kunnen de medemensen verkwikken en sterken. Laat het daarom daar niet aan ontbreken. Beoefen de naastenliefde en uw aards bestaan zal harmonieus verlopen. Er zal vrede zijn en eendracht in en om u. En als alle mensen overeenkomstig dit gebod zouden leven, zou waarlijk het paradijs op aarde zijn. Maar hoe ziet het er in de wereld uit?
Alle slechte eigenschappen, hebzucht, haat, nijd, tweedracht, onoprechtheid en eigenliefde, beheersen de mensen. Ze zijn geen vrienden van elkaar, maar vijanden. Ze hebben geen achting voor elkaar, maar trachten zichzelf op de voorgrond te plaatsen. Ze leggen geen verzachtende hand op wonden, maar slaan nieuwe. En dus neemt het kwaad steeds toe en stort het de mensen in het verderf. De liefde onder de mensen is bekoeld en dat is het einde. Want waar geen liefde meer is, wordt elke substantie hard. Waar het hart geen liefde meer kan voelen, daar gaat ook elk inzicht verloren. Dus zal ook al het leven sterven, want alleen de liefde is leven.
U mensen zult daarom nog wel lichamelijk kunnen leven, maar geestelijk bent u dood als u helemaal zonder liefde bent. Steeds weer wordt u de liefde gepredikt, laat deze aansporingen niet voor uw oor wegsterven. Weet veeleer dat het de laatste aanmaningen zijn van boven. Weet dat er niet veel tijd meer is tot aan het einde, maar dat u geoordeeld wordt naar uw liefde. Zorg er daarom voor dat u het oordeel niet hoeft te vrezen. Oefen u in naastenliefde en verwerf daardoor de eeuwige vrede.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte