Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/4687
4687 Het onderwerpen van de wil aan de goddelijke wil
10 juli 1949: Boek 54
Het opgaan in mijn wil heeft onherroepelijk de aaneensluiting met Mij tot gevolg. Want dan streeft de mens naar volmaaktheid. Hij past zich aan mijn oer-wezen aan en wordt nu mijn evenbeeld, zodat elke kloof tussen Mij en hem is overbrugd en hij als helder geestelijk wezen voortdurend in mijn nabijheid kan vertoeven. Het opgaan in mijn wil betekent het opgeven van de vroegere weerstand, het erkennen van Mij zelf als het hoogste en volmaaktste Wezen, het zich schikken in de goddelijke ordening en zich vormen tot liefde omdat Ik de liefde als eerste voorwaarde stel om Mij met mijn schepselen aaneen te sluiten.
Het opgaan in mijn wil betekent verder een zich totaal losmaken van mijn tegenstander, daar deze tracht een volledig tegenovergestelde wil op de mensen over te dragen en de mens nu uit zichzelf heeft beslist zijn wil aan mijn wil te onderwerpen. Dus heeft de tegenstander het recht verloren om over de mens te heersen en deze heeft zich bevrijd uit zijn ketenen.
Het opgaan in mijn wil stelt echter ook kennis van mijn wil voorop en dat geeft weer de reden aan waarom Ik mijn woord naar de aarde moet sturen dat de mensen kennis overbrengt van Mij en mijn wil. Het is dus een daad van liefde en barmhartigheid dat Ik de mensen niet aan hun zelfgekozen lot overlaat, maar hun levenstaak aan hen bekend maak, dat Ik hun de weg toon die ze moeten gaan en dat ik ze dus met mijn wil bekend maak, hoewel Ik hun de vrije keus laat deze te vervullen of te verwerpen.
En nu is het doorslaggevend in hoeverre de mens zich nog openstelt voor de invloed van mijn tegenstander. Hij zelf heeft een vrije wil, wordt dus niet gedwongen om mijn wil aan te nemen of die van mijn tegenstander - die zich door lichamelijke indrukken en gevoelens ook bij de mens gehoor tracht te verschaffen. Zijn middelen zijn vermakelijkheden en vreugden van de wereld, maar mijn middel is een uitstraling vanuit het geestelijke rijk die - als het wordt benut - de ziel van de mens ook het geestelijke rijk binnen trekt, want het opvolgen van mijn woord is al een onderwerpen van de wil aan mijn wil en dus een dichter bij Mij komen, dat eindigt in de algehele aaneensluiting met Mij.
Het onderwerpen van de wil betekent dus het vervullen van mijn wil, mijn geboden die Ik door mijn woord aan de mensen bekendmaak. Maar mijn eerste gebod luidt: bemin God boven alles en de naaste als jezelf. Wie dit gebod vervult, die heeft alles gedaan. Hij verzet zich niet meer tegen Mij, maar erkent Mij van ganser harte, niet onder dwang. Hij is voor eeuwig teruggekeerd naar Mij, van Wie hij is weggegaan. Hij beweegt zich geheel binnen mijn wil die ook zijn wil is en hij ontvangt als mijn kind en erfgenaam alle rechten van een kind en zal aldus vol van kracht kunnen scheppen en vormgeven en eeuwig gelukzalig zijn.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte