Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/3637

3637 Voedsel voor de ziel - De zorg van God voor aardse behoeften

26 december 1945: Boek 46

Op de eerste plaats moet de voeding van de ziel worden verlangd en ze moet het verlangen van het hart betreffen. En elke aardse zorg zal overbodig zijn.

Dit is mijn voorwaarde die Ik stel, om voor u te kunnen zorgen. Om u van alles te kunnen voorzien wat u nodig hebt om het aardse leven in stand te houden. Ik neem graag de zorg voor u over, maar ook u zult mijn wil moeten vervullen. U zult zich op de eerste plaats om het heil van uw ziel moeten bekommeren, ter wille waarvan Ik u het aardse leven gaf. En uw zielen kunnen alleen rijp worden als u ze te eten en te drinken geeft, als u ze geen gebrek laat lijden gedurende uw levenswandel op aarde. De ziel moet geestelijk voedsel ontvangen, omdat ze geestelijk is. En dit voedsel wordt haar voortdurend aangeboden door mijn woord. Als u dus mijn woord in ontvangst neemt om uw ziel te verzadigen, zal ze zich kunnen vervolmaken. Er wordt haar kracht toegestuurd, die haar een geheel rijp worden mogelijk maakt. En daarom zult u op de eerste plaats geestelijk voedsel moeten begeren. U zult moeten verlangen naar mijn woord en dit hongerig in u opnemen, en u vervult de voorwaarde die Ik stel. En u zult zorgeloos elke dag tegemoet kunnen zien.

Ik voorzie in al uw behoeften, in voor u ook duidelijk te herkennen hulpvaardigheid. Mijn zorg betreft alleen uw ziel, maar u zult met de arbeid aan haar een begin moeten maken. Niet Ik kan uw ziel vormen tot volmaaktheid, maar uw vrije wil moet dit volbrengen. Het rijp worden van de ziel is doel en zin van uw aards bestaan en steeds zal Ik u behulpzaam zijn het doel te bereiken. En als u er dus ernstig naar streeft volmaakt te worden, zult u elke zorg alleen aan uw geestelijk welzijn kunnen besteden, en Ik zal de aardse zorg van u af nemen, Ik zal u alles geven wat u nodig hebt. Want Ik verheug Me over mijn kinderen als ze uit verlangen naar Mij de hun aangeboden hemelse voeding aannemen, als ze hongerig en dorstig hun harten openen om zich door Mij te laten verzadigen. En Ik voorzie ze nu geestelijk en aards in overvloed.

Wie honger heeft moet gespijzigd worden. De dorstige moet drinken worden gegeven. Het lichaam zal Ik onderhouden, tot het van de aarde weggaat, tot het zijn doel heeft vervuld, de ziel het geheel rijp worden mogelijk te maken. Wees daarom niet angstig en bezorgd, maar laat elke aardse zorg over aan Mij, uw Vader van eeuwigheid, Die u geen gebrek zal laten lijden, als u maar uit verlangen naar Mij mijn woord zult begeren, dat u steeds wordt aangeboden als u daar hongerig en dorstig naar verlangt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte