Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/3619
3619 Het verlossingsproces - Eeuwigheden - Hel - Verdoemenis
4 december 1945: Boek 46
Het verlossingsproces van het geestelijke duurt zolang, als het geestelijke zelf daarvoor nodig heeft. Dus kan er niet van eenzelfde lange duur worden gesproken, maar ieder wezen bepaalt deze zelf, door de hardheid van zijn weerstand, door zijn wil om zich te laten verlossen. En daarom kunnen er eeuwigheden voorbijgaan, eer dit proces is beëindigd en er kunnen meerdere verlossingsperioden nodig zijn, maar er kan ook één tijdperk toereikend zijn voor de verlossing van het geestelijke, zodra het zelf gewillig is en de verlossing in het laatste stadium bewust nastreeft.
Dit laatste stadium kan eerder of later in een verlossingsperiode worden doorgemaakt door het geestelijke, want ook hier is de wil van het geestelijke in gebonden toestand doorslaggevend, ofschoon deze wil niet vrij is. Het wezen moet wel bepaalde bezigheden verrichten, het kan niet tegen de goddelijke Wil ingaan. Maar het kan deze bezigheid bereidwillig nakomen, het kan zelf streven naar een losser maken van zijn keten en dan heeft het niet zo’n lange tijd nodig voor zijn positieve ontwikkeling in de “je moet” toestand en kan het des te eerder het laatste stadium met wilsvrijheid binnengaan, waarin het definitief moet kiezen of het in liefde en uit vrije wil bereid is dienstbaar te zijn, of terugvalt in de weerstand tegen God.
En daarom kan een wezen, dat in het voorstadium snel opwaarts klom, door een niet benut leven op aarde als mens het verlossingsproces zelf langer maken, terwijl hij dit dan in het rijk hierna moet voortzetten onder aanzienlijk moeilijkere omstandigheden. In het geestelijke rijk kunnen er weer eeuwigheden voorbijgaan, voordat het in het lichtrijk kan binnengaan. Ook bestaat de mogelijkheid, dat het dieper wegzinkt en tenslotte weer de gang door de schepping moet gaan in gebonden wil, dat er dus een tweede verlossingsperiode nodig is voor dit wezenlijke en ook meerdere, om eens het doel te bereiken.
Het in harde weerstand tegen God volhardende geestelijke heeft een heel wat grotere tijdsduur nodig voor zijn verlossing. Het wordt in de harde materie vastgehouden, het heeft al eeuwigheden nodig voor zijn positieve ontwikkeling in de “je moet” toestand, maar ook deze leidt eenmaal naar het laatste stadium als mens, waarin het de laatste wilsproef moet afleggen. Ook dan nog bestaat het gevaar van een stilstand of achteruitgang, maar ook de mogelijkheid van een volkomen verlossing. Doch dit laatste zal qua aantal steeds kleiner worden, hoe verder een verlossingsperiode is gevorderd. Kennelijk is de weerstand tegen God nog niet gebroken, ondanks de eindeloze gevangenschap tevoren. Dit blijkt uit het lage geestelijke niveau van de mensheid, uit haar ongeloof en uit een leven zonder verbinding met God. Maar de mensen, die in deze tijd toch hun doel bereiken, hebben veel zware strijd te doorstaan als compensatie voor hun eindeloos lange weerstand tevoren, maar ook uitermate veel kracht en genade te verwachten van de kant van God, Die het geestelijke bijstaat in overgrote Liefde om het naar het doel te leiden.
Maar het wezenlijke, dat faalt, gaat onherroepelijk nogmaals de ontwikkelingsgang, zonder dat het de gelegenheid wordt geboden, in het hiernamaals rijp te worden. Want het bereikt de rijpheidsgraad niet meer, die voor een positieve ontwikkeling in het hiernamaals is vereist. Het is veel meer in de macht van satan, dus al zo ver weggezonken, dat alleen nog maar het binden in de vaste materie - een volgende gang door de schepping in de toestand van “je moet” - dit geestelijke kan helpen, de grote afstand tot God te verminderen en zodoende ook de totale krachteloosheid, die het gevolg is van het van God verwijderd zijn. En zo is het mogelijk, dat meerdere ontwikkelingsperioden nodig zijn om een wezen naar het doel te brengen. En daarom wordt er ook van eeuwige verdoemenis gesproken, van hel en dood, omdat het perioden zijn, die naar menselijk gevoelen eeuwigheden duren, die het verstand van de mens met zijn begrip van tijd niet kan begrijpen en die daarom ook de erbarmende Liefde Gods duidelijk maken, waarmee Hij te allen tijde op de mensen probeert in te werken en in het bijzonder in de tijd van het einde, om hen voor zo’n herhaalde gang over de aarde te behoeden, om hen te brengen in de toestand van rijpheid, die een binnengaan in het rijk hierna mogelijk maakt, om de ontwikkeling daar voort te zetten. Want eens is de tijd afgelopen, die God het geestelijke heeft toegestaan om zich te verlossen en een nieuwe periode begint volgens heilsplan van eeuwigheid, die aan al het gebeuren ten grondslag ligt en die alleen de verlossing van het onvrije geestelijke tot doel heeft.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte