Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/3597
3597 Verzoek om innerlijke verlichting
8 november 1945: Boek 46
Iedere mens kan vragen om de genade van de innerlijke verlichting. En hij zal door God worden bedacht naar zijn verlangen. Juist denken en goed handelen zijn de gevolgen als God de geest van de mens verlicht. En bijgevolg zal ook de leefwijze van degene die om de genade van de innerlijke verlichting vraagt, in overeenstemming met de wil van God zijn. Want als nu de geest Gods het denken en handelen van de mens bepaalt, dan zal deze mens alleen realiseren wat goed is en niet hoeven te vrezen voor iets wat onterecht is. Maar hij moet ook op de innerlijke stem letten. Hij moet zich aan het werkzaam zijn van de geest overgeven, dat wil zeggen: zijn hart openen om de gedachten die hem nu van goede geestelijke zijde toekomen, toe te staan binnen te stromen.
De wil van de mens bepaalt ook de invloed van de geestelijke wezens op hem. Verlangt hij door God te worden verlicht, dan zal God ook die wezens aan zijn zijde plaatsen, die zijn denken juist leiden, voor zover hij geen weerstand aan hen biedt. Maar weerstand zou een harde wil zijn die zich niet laat leiden, die zich vóór het verzoek om innerlijke verlichting doeleinden heeft gesteld en naderhand niet bereid is deze op te geven, om zich zonder weerstand aan de leiding van God toe te vertrouwen.
Wie God om verlichting van de geest vraagt, moet bereid zijn zich willoos aan Zijn leiding over te geven. Hij hoeft alleen maar steeds in zijn binnenste te luisteren en toe te geven aan de aandrang van het hart dat hem aanspoort dit of dat te doen of te laten. Hij moet zich door zijn gevoel laten leiden. Want dit is de stem van God, zodra de mens er serieus naar streeft het goede te doen. Hoe meer hij de eigen wil actief laat worden, des te minder hoorbaar is de stem van de geest. God vraagt de wil op te geven, zich ondergeschikt te maken aan de goddelijke wil, om dan ongehinderd in de mens te kunnen werken door Zijn geest.
De geest Gods zal luid en duidelijk spreken tot allen die zich onvoorwaardelijk aan God overgeven. Hij zal ze leiden door alle gevaren heen. Hij zal hun denken juist leiden en wat ze nu doen of laten, stemt overeen met de goddelijke wil. Dit strookt weliswaar niet met de menselijke eisen die alleen het nakomen van een gesteld doel voor zinvol houden, die dus de eigen wil van de mens zullen aansporen om actief te zijn en een opgeven van de wil als tekortschieten beschouwen.
Maar zolang de mens zichzelf voor zo krachtig houdt, dat hij alles alleen door zijn wil de baas meent te worden, zal hij weliswaar aardse successen kunnen behalen, maar zich nooit geestelijk vooruitstrevend ontwikkelen. Want zijn denken en handelen zullen niet steeds volgens Gods wil zijn, omdat hij verzuimt de geest Gods om innerlijke verlichting te vragen. Want in zijn denken en handelen komt vaak de aan God vijandelijke macht tussenbeide. De mens luistert naar de influisteringen van de wezens die aan de tegenstander zijn onderworpen en zijn levenswandel zal dienovereenkomstig zijn.
Bid daarom om de genade van de innerlijke verlichting. Bid om het werkzaam zijn van de goddelijke geest in u. En vertrouw u dan toe aan de gedachten die bij u binnenstromen. Volg de aandrang van uw hart en u zult niet hoeven te vrezen verkeerd te denken of te handelen. Want God zal het verzoek verhoren en Hij zal zelf werkzaam zijn door Zijn geest in de mensen die zich aan Hem toevertrouwen, zoals Hij het heeft beloofd.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte