Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2915
2915 Verwoesting van de vaste vorm - Begin van de ontwikkelingsgang
9 oktober 1943: Boek 37
De wil om dienstbaar bezig te zijn bevrijdt het geestelijke uit de vaste vorm, uit de hardste materie, en ontsluit het de mogelijkheid zich positief te ontwikkelen. En dit bevrijden uit de vorm is een ontwikkelingsproces, dat steeds duidelijk aan het licht komt en dat meestal verbonden is met geweldige uitingen van de krachten der natuur, waarvan God Zich bedient om de harde materie te verwoesten.
Het geestelijke uit de eerste omhulling wordt na eindeloos lange tijd bevrijd. De vorm wordt opengebroken, zodat het geestelijke in ontelbare partikeltjes wordt verstrooid. Het blijft nog wel in dezelfde materie, die nu echter een dienende functie wordt toegewezen, of weer als materie voor nieuwe scheppingen door mensen, of ook in kleinste verkleining om plantaardige stoffen op te nemen, al naar gelang de aard van zijn hoedanigheid en de sterkte van de wil om te dienen. Dit is in zekere zin het begin van de ontwikkeling, die nu steeds weer in veranderde uiterlijke vorm plaatsvindt.
Steeds is een werk van verwoesting door God gewild, wanneer dit zich zonder menselijke inwerking afspeelt of er een verwoesting van materie wordt uitgevoerd om dingen te kunnen vormen, die een dienend doel vervullen. Het is dus eerst van Gods Wil afhankelijk, wanneer het geestelijke de weg van ontwikkeling begint. Want dit geestelijke heeft dan uit eigen beweging laten blijken, dat het dienend bezig wil zijn.
Maar het geestelijke in de vaste vorm kan ook door mensenhand en mensenwil vrij worden, door ontginning van de aarde, door opgraving van schatten, die het binnenste der aarde bevat. En ook dit gebeuren van het uiteen doen vallen of bevrijden van de materie is door God gewild. Maar steeds is voorwaarde, dat deze exploitatie het welzijn van de mensheid betreft, dat dus de opgegraven schatten bestemd zijn om de mensen te dienen, hun levensbehoeften te dekken en dat ze dus van levensbelang zijn. Dan is de bevrijding van het geestelijke uit de vaste vorm gelijkwaardig aan de gebeurtenis van een verwoesting door natuurkrachten, door erupties, die het binnenste der aarde loswoelen en naar de oppervlakte vervoeren.
Zulke erupties zullen meestal daar plaatsvinden, waar mensenhand weinig toegang vindt. Ja, er zal door zulke erupties vaak pas een gebied ontstaan, dat door mensen bewoonbaar kan worden gemaakt, opdat het nu zich gewillig tonende geestelijke de gelegenheid wordt geboden een dienende functie te vervullen. Steeds is het geestelijke in het laatste stadium van zijn ontwikkeling - de mens - in rechtstreekse verbinding met het geestelijke, dat zijn levensweg op aarde begint. De eerste heeft het laatste nodig en daardoor geeft het dit de mogelijkheid zich positief te ontwikkelen. Meestal brengen aarderupties de mensen in nood, die hen uitermate werkzaam laat worden. En zo zijn er vergrote mogelijkheden gegeven, dat het vrij geworden geestelijke in nieuwe vormen zijn verblijf kan nemen. Want het werk van de mensen is nodig om dingen vorm te geven, die weer een dienend doel vervullen.
Maar ook door goddelijk Willen komt het geestelijke, waarvan de omhullingen door mensenhanden niet toegankelijk zijn, tot zijn dienende bestemming. In de natuur is het steeds weer onderling dienstbaar, want overal zijn mogelijkheden geschapen door God, dat het geestelijke rijp kan worden in elke vorm, als het eenmaal de wil om te dienen te kennen heeft gegeven.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte