Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2744
2744 Ondoorgronde natuurkrachten - De wezenlijke werking ervan
17 mei 1943: Boek 34/35/36
Wel kunnen de mensen zich de krachten der natuur ten nutte maken - ze kunnen er gebruik van maken en ze voor hun plannen dienstbaar maken, ze kunnen weer dingen laten ontstaan met behulp van deze natuurkrachten - maar ze zijn niet in staat ze totaal te doorgronden. Er blijft voor hen verborgen in welke samenhang deze krachten met elkaar staan en wat ze nader beschouwd eigenlijk zijn. En nooit zullen ze daar uitsluitsel over kunnen verkrijgen, omdat dit weten een binnendringen in geestelijk gebied betekent, dat puur door middel van wetenschappelijk onderzoek niet kan worden betreden. Want de diepste grond van elke natuurkracht moet in het geestelijke worden gezocht en is daarom niet te verklaren, zolang noch de geestelijke weg wordt begaan, noch het geloof in geestelijk werkzaam zijn absoluut aanwezig is.
Een opheldering naar waarheid roert onvermijdelijk de geestelijke sfeer aan. De sfeer, welke de mensen meestal niet willen laten gelden. En dus zullen ze slechts in zoverre de krachten der natuur kunnen doorgronden, als die zich aards laten verklaren en beredeneren.
De mensen kunnen dus wetenschappelijk alleen maar tot zulke resultaten komen, die zich laten bewijzen. Dat wil zeggen ze kunnen wel de uitwerking vaststellen door hun ervaringen, maar nooit de oorzaak. Ze worden in zekere zin alleen beter vertrouwd met wat zich aards uit. En ze kunnen dit tot in detail waarnemen en dus nu ook door middel van onderzoek bewijzen en zich daar nu op baseren. En daaraan beantwoordend kunnen ze deze krachten voor zich bruikbaar maken. Maar vanwaar ze komen, wat ze eigenlijk zijn en welk doel ze hebben, is voor de mensen nog een onopgelost raadsel en dat zal het ook blijven, zolang niet de geestelijke weg wordt begaan.
En ze zullen ook niet in staat zijn de elementen der natuur te onderzoeken, als deze zich buitengewoon uitleven. Want daar ze niet op de hoogte zijn van hun oorsprong, is tijd en aard van hun uitbarsting voor hen onbekend. Ze komen tot de conclusie, dat het de invloed is van de zon. En daarop baseren ze de voor hen onverklaarbare natuurkrachten. Hun weten is fragmentarisch en vertoont op dit gebied grote gaten. Ze zijn weliswaar door middel van onderzoek gevorderd in zoverre, dat ze de uitwerking van de natuurkrachten kunnen berekenen en aan de hand van cijfermateriaal vaststellen, doch ze zullen nooit in staat zijn de oorzaak te doorgronden. En daarom zullen ze steeds weer verrast zijn en niet van te voren kunnen aangeven, of en wanneer deze krachten werkzaam worden. Maar ze zullen de natuurelementen ook niet kunnen uitschakelen. Ze zullen niet in staat zijn ze te remmen of tijdelijk te richten. Want de krachten hebben een essentiƫle uitwerking, onbepaald in sterkte en heftigheid, zoals ook de tijd en aard niet kan worden bepaald van het tot uitbarsting komen van de natuurkrachten.
Daarentegen kunnen mensen wier geest is gewekt, zonder enige wetenschappelijke onderzoeking vooruitziend zowel tijd als plaats doorgronden. Maar alleen wanneer een opgave van tijd en plaats gunstig is voor de ontwikkeling van de mensen, wat echter meestal niet het geval is, om welke reden God de mensen daarover ook het weten onthoudt, tot het ogenblik is gekomen, waarop Hij Zelf Zich door de natuurkrachten bekend maakt. Want het weten van tijd en plaats zou een onvoorstelbare chaos onder de mensen tot gevolg hebben. Een angst en paniek, die er nauwelijks toe zou bijdragen, de positieve ontwikkeling van hun zielen te bevorderen.
Alleen brengt God de mensen bij benadering op de hoogte, om ze te wijzen op het hevige woeden van de krachten en om hen tot een juiste instelling tegenover Hem te bewegen. De mensen, door wie God het weten naar de aarde stuurt, zijn echter al zover geestelijk rijp, dat ze op de hoogte zijn van de oorsprong van alle krachten in het geestelijke rijk. En daarom kunnen ze de bekendmakingen vanuit een waar geloof in ontvangst nemen en ook vanuit een juist geloof verbreiden, wat de onderzoekende verstandsmens echter niet erkent, omdat hem als onderzoeker de oorsprong onbekend is en hij geestelijke verklaringen niet laat gelden.
En toch zullen de bekendmakingen van hen, die vooruitzien, overeenstemmen met de waarheid, wat zal worden bewezen door het tot werkelijkheid worden van datgene, wat geestelijk werd ontvangen, terwijl zij, die onderzoeken door middel van hun verstand, verrast zullen zijn, omdat ze helemaal geen aanknopingspunten hadden, waaruit ze een uitbarsting van de natuurkrachten konden afleiden. Want dit blijft voor hen verborgen, omdat de goddelijke Wil alleen diegenen opheldering verschaft, die geestelijke verbinding zoeken met de wezens, die over alles uitsluitsel kunnen geven en omdat het weten ervan, wat anders voor de mens verborgen is, alleen in het geestelijke rijk kan worden verkregen.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte