Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2383a

2383a De leer van de onfeilbaarheid van het hoofd van de kerk (1)

25 juni 1942: Boek 32

Iedere geloofsleer moet beproefd worden voordat zij aangenomen wordt. Dit verlangt God van u om de invloed van Zijn tegenstander te verzwakken, en uzelf zult dan ook herkennen wat zijn werkzaamheden zijn. Zijn streven is de goddelijke waarheid te vermengen met dwaling, maar de mens kan toch zeer wel deze dwaling herkennen, als hij serieus het hem aangebodene onderzoekt met het verlangen, alleen het goddelijke, het ware aan te nemen. De vijand bedient zich van de menselijke wil, dat wil zeggen: hij beïnvloedt de mensen aan de goddelijke leer eigenmachtig verdere leerstellingen toe te voegen en deze dan te verbreiden alsof ze door God waren gegeven. Mensenwerk is echter niet vrij van dwaling en zodoende werd ook de goddelijke leer misvormd en des te meer, naarmate de mensen minder zelf onderzoeken en nadenken. En weer is dit het werk van de tegenstander, dat het verboden is de menselijke leerstellingen te onderzoeken of er over na te denken. Dat dus van de mensen geëist wordt iedere geloofsleer onvoorwaardelijk aan te nemen en dat een beproeven daarvan als iets verkeerds wordt voorgesteld. En daardoor wordt de activiteit van de "leugenvorst" zeer begunstigd. God echter vraagt van de mensen een levend geloof, dat wil zeggen een geloof van het hart - een geloof, dat in volle overtuiging instemt met wat hem geleerd wordt. De mens, die daar ernstig over nadenkt, zal ook iedere goddelijke waarheid met volle overtuiging kunnen beamen. Het werk van de satan echter zal hij nooit kunnen aannemen. Hij zal het spoedig als mensenwerk herkennen en het zonder bezwaar prijsgeven, omdat hij inziet dat het waardeloos is. Onderzoek alles en behoud het goede.

En omdat het onderzoeken onherroepelijk tot gevolg moet hebben, dat elke dwaling herkend en afgewezen wordt, gelukte het de tegenstander het onderzoeken van geloofsstellingen te verbieden door het opstellen van een leer die het menselijke denken moest uitschakelen en deze leer heeft zeer kwalijke gevolgen opgeleverd.

Het is de leer van de onfeilbaarheid van het hoofd van de kerk die schijnbaar de mens van elke verantwoordelijkheid ontslaat. Die hem echter in de diepste geestelijke duisternis voert als ze aanvaard en als goddelijke waarheid beschouwd wordt. Want nu kon iedere onjuiste leer als goddelijke waarheid worden toegevoegd, zonder dat ze bekritiseerd of afgewezen mocht worden. En zodoende was voor iedere dwaling de deur geopend en was er voor de activiteiten van de vijand een veld ter beschikking gesteld waarop hij zijn zaad in overvloed kon uitstrooien.

Onderbreking

Vertaald door Gerard F. Kotte