Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2289
2289 God is de Liefde - Het mysterie van de liefde
4 april 1942: Boek 32
Het grootste geheim is de liefde van God. En dit geheim is alleen te ontsluieren door de liefde. Dat wil zeggen: alleen de mens die zelf liefdadig is, is in staat de goddelijke liefde te begrijpen. Elke liefdevolle geestelijke gedachte is een uitstraling van God Die op zich Liefde is. En de bereidwilligheid zo’n gedachte aan te nemen, dat wil zeggen haar vanuit het hart waar ze geboren wordt naar de hersenen te leiden, haar dus in zekere zin zich eigen te maken, is de bereidheid deze uitstraling van Gods liefde te ontvangen. Want de bereidwilligheid van het hart is voorwaarde dat Gods liefde werkzaam wordt.
God is de Liefde. Dit is een mysterie en zal voor de mensen een mysterie blijven, zolang ze bij deze aarde horen en vaak ook nog in het hiernamaals. Want de liefde komt hun voor als een begrip waarmee een wezen in verbinding moet worden gebracht. De liefde schijnt hun een kenmerk toe van een wezen en toch is de Liefde het Wezen zelf. De Liefde is iets geestelijks dat niet de aard van het wezen begrijpelijk maakt, maar op zich iets wezenlijks is. De liefde is het goede, het goddelijke als het woord op mensen wordt toegepast, terwijl God zelf alleen als Liefde is voor te stellen, maar dit wordt alleen begrijpelijk voor de mensen die zelf van de liefde zo doordrongen zijn dat ze in het werkzaam zijn in liefde ook de nabijheid van God voelen. Want wat ze nu gewaar worden is weer alleen de liefde en toch zijn ze dicht bij God, omdat God en de Liefde één zijn.
Alles wat zich tot liefde vormt is in innige verbinding met God. Dat wil zeggen: het vormen tot liefde is een aanpassen van het tot nu toe onvolmaakte aan het volmaakte. De liefde is iets volmaakts. God is de Volmaaktheid, dus moeten de Liefde en God één zijn. Gebrek aan liefde is echter een graad van onvolmaaktheid. Het is ook een toestand van het van God verwijderd zijn, omdat God zonder liefde niet is voor te stellen. Daarom zal een in daden omzetten van de liefde steeds een geluksgevoel teweegbrengen. En dit is de nabijheid van God die ook de ziel voelbaar ervaart. Bijgevolg moet zich ook elk vergroot werkzaam zijn in liefde uiten in een vergroot gevoel van geluk, innerlijke vrede en een krachtig zelfbewustzijn, omdat dit alles goddelijk is, dat wil zeggen een bewijs is van Gods nabijheid die zich alleen op geestelijke wijze kan doen gevoelen, dus in gevoelens van de ziel, niet in het welbehagen van het lichaam.
De nabijheid van God wekt weer liefde op, want daar God op zich Liefde is, moet Zijn aanwezigheid zich weer uiten in een gevoel van liefde. En deze liefde stroomt weer naar God terug als haar Oorsprong. De tot liefde geworden mens - dat wil zeggen zijn ziel - verenigt zich met God. Liefde stroomt naar Liefde, en zo vindt de aaneensluiting plaats van het wezenlijke met het Oer-wezen dat op zich alleen Liefde is.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte