Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2246

2246 Catastrofe

28 februari 1942: Boek 31

Het naderende rampzalige noodweer is van beslissende betekenis voor alle mensen in zoverre, dat ook het wereldgebeuren daardoor een verandering ondergaat, maar de mensen nu voor andere opgaven en gebeurtenissen worden geplaatst, die een niet minder moeilijke en smartelijke uitwerking hebben. Het is een angstige tijd, die de overlevenden aanvankelijk doormaken. Want ze weten niet of en wanneer deze natuurcatastrofe zich zal herhalen.

Veel mensen weten ook niets over de verblijfplaats van mensen met wie ze nauwe betrekkingen hebben. Vele zullen helemaal alleen en verlaten achterblijven. En ellende en kommer zal overal te vinden zijn. En er zal bijna geen huis zijn, waarin geen treurige mensen wonen en in het land, waar de Stem Gods heeft gesproken, geen stad, waar geen puinhopen te zien zijn. En dan zal de liefde zich waar moeten maken en zal de één het leed moeten helpen dragen van de ander, als de mensen zich het leven draaglijk willen maken en niet helemaal de moed willen verliezen.

Het leed op aarde heeft alleen andere vormen aangenomen. Maar het kan nog niet helemaal van de mensen worden weggenomen, zolang ze zich niet tot God bekeren en proberen hun geestelijke taak te vervullen. En daarom moeten ook diegenen worden getroffen, die door het wereldgebeuren tot dusver onaangeraakt bleven. En dus volgt een onvoorstelbaar zware tijd op de tijd van de wereldbrand, overal duidelijk merkbaar waar de liefdeloosheid overheerst.

De mensen kunnen zich een natuurcatastrofe van die omvang niet voorstellen, zoals ze de aarde te wachten staat. En ze zal ook in het begin niet in haar omvang worden doorzien, want er zal lange tijd nodig zijn, eer de mare ervan de wereld is rondgegaan. En deze onzekerheid maakt het leed en de zorg groter, want elke verbinding met de buitenwereld is verbroken en moeilijk weer tot stand te brengen. En de mensen zullen in het nauw worden gedreven door de heersende macht en worden opgeroepen tot uitoefening van verrichting, die hun krachten bijna te boven gaan. En ze zullen zich niet kunnen verweren en een leven leiden zonder hoop, zonder vooruitzicht op verbetering.

En toch is dergelijk leed nodig, willen de mensen naar hun eigenlijke bestemming worden toegeleid, dat wil zeggen de verbinding met God aanknopen en voor zich daar raad en hulp afsmeken. En dan moet hen het Woord Gods worden bijgebracht. Dan moet hen over de werken Gods worden verkondigd, over Zijn Wil en Zijn goddelijke leer van de liefde. Dan moeten ze gewezen worden op het leven na de dood, op de vergankelijkheid van al het aardse, op de zin en het doel van het leven op aarde en hun taak, die bestaat in de vorming van hun ziel en in een levenswandel op aarde in overeenstemming met Gods Wil.

Spoedig is het uur gekomen, dat God tot de mensen zal spreken op een manier, dat de hele wereld in beroering zal komen. Want een nacht zal onnoemelijke ellende brengen over de mensen, wier landen door deze catastrofe worden getroffen. En de dag, die dan aanbreekt, zal verschrikkelijk zijn, want hij zal de overlevenden een aanblik van verwoesting tonen, die nog veel erger is dan wat ze hadden gevreesd. Maar aan de Wil van God valt niet te tornen. Want Hij is op de hoogte van de noodzaak, het menselijke denken te schokken. Hij kent de nood van de zielen en om hen te helpen in deze nood, zal het zich voltrekken, zoals het is vastgesteld sinds eeuwigheid.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte