Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2216
2216 Aardse omgeving, capaciteiten en kennis onbelangrijk voor het rijp worden van de ziel
19 januari 1942: Boek 31
Het heeft geen betekenis voor de positieve ontwikkeling van de ziel in welke omgeving deze haar belichaming op aarde doormaakt. Het is ook helemaal onbelangrijk welke aardse capaciteiten de mens bezit en op welk niveau van aardse kennis hij staat. De mens kan aards de voortreffelijkste eigenschappen hebben, hij kan in alle aardse gebieden en bekwaamheden goed thuis zijn, hij kan ook een hoge graad van kennis bezitten en toch kan hij geestelijk beduidend lager staan dan een mens die in het aardse leven al deze eigenschappen niet bezit en geestelijk hoog ontwikkeld is; ja, vaak is de geestelijke rijpheid veel eerder daar herkenbaar, waar alle aardse eigenschappen wegvallen, want deze mensen zijn innerlijker en meer met GOD verbonden, omdat ze in de arbeid aan hun ziel niet door welke invloeden van buitenaf dan ook worden belemmerd.
Het heeft soms de schijn, als zou een welgevormde ziel alleen in een welgeschapen lichaam kunnen wonen, als zou de waarheid alleen daar te vinden zijn, waar kennis wordt onderricht en ontvangen en als zou de graad van weten afhankelijk zijn van meer of minder hoog ontwikkeld verstandelijk denken van de mens, en toch kunnen juist die schijnbare voordelen een hindernis zijn die het rijp worden van de mens op losse schroeven zetten. De mens wiens denken anders scherp en logisch is, kan juist in geestelijk opzicht de grootste dwaling verdedigen, maar dwaling zal er nooit toe bijdragen geestelijk vooruit te gaan. Dit levert alleen een leven in liefde op en daarom hoeft de mens volstrekt geen door de wereld erkende goede eigenschappen te hebben en kan toch op een zeer hoog peil staan, omdat de liefde in hem aanwezig is, en deze echter de mens pas waarachtig verheft.
De wil GOD te dienen kan net zo sterk ontwikkeld zijn bij een mens die er aards heel klein en nederig voor staat, want juist deze wil trekt GOD, als de eeuwige LIEFDE, aan. Deze helpt echter de mens, ofwel diens ziel, op de eerste plaats geestelijk rijp te worden en dus kan een welgevormde ziel zich veel eerder ontwikkelen bij een mens die zijn opmerkzaamheid niet verdeelt tussen geestelijke en aardse belevenissen. In zekere zin heeft hij het iets makkelijker omdat de verleidingen van buitenaf hem niet zo bestormen, terwijl de mens van de wereld die over buitengewone gaven beschikt, maar deze niet gebruikt voor het heil van zijn ziel, ver achter kan staan bij die andere ziel.
Amen
Vertaald door Gerard F. Kotte