Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2199

2199 Uitwerking van de tegen God gerichte wil

31 december 1941: Boek 31

Tegenover de wil van God is de wil van de mens machteloos, ook al waant hij zich nog zo wijs en krachtig. Elk ingrijpen in de goddelijke orde straft zichzelf, want dan keert de menselijke wil zich tegen de goddelijke wil en dit heeft tot gevolg dat zo’n handelwijze zich op de mensen zelf uitwerkt in zo verre, dat door zijn wil leed en nood over hem komt.

Het is geen toeval wanneer de mens vaak moet lijden onder wat hij zelf heeft veroorzaakt of nagejaagd. Want vaak heeft hij door eigen willen de wil van God tegengewerkt en hij moet nu zelf de gevolgen daarvan ondervinden. En deze toestand is thans op aarde overheersend, dat de menselijke wil geen acht meer slaat op de goddelijke wil, dat hij zijn vrijheid misbruikt voor handelingen die tegen de goddelijke orde indruisen en dat daar situaties uit voortkomen die voor de mens zelf buitengewoon smartelijk zijn.

God duldt het niet dat Zijn wil veronachtzaamd wordt. Weliswaar hindert hij de wil van de mens niet, maar verstandelijk gezien kan niet iets goed zijn wat tegen de goddelijke wil is gericht. En van wat niet goed is kan ook de uitwerking de mens geen voordeel opleveren. Bijgevolg berokkent de mens zich zelf schade door zijn tegen God gerichte wil, zowel geestelijke als aards. Er is een geestelijke achteruitgang te constateren wanneer geen acht wordt geslagen op de wil van God. En aardse nood moet nu van de kant van God worden aangewend als tegenmiddel om de geestelijke achteruitgang te belemmeren, respectievelijk deze op te heffen. En tegenover zoiets is de mens machteloos. En hij kan ze pas verminderen wanneer hij tracht de wil van God te vervullen, dus zijn lage graad van geestelijke ontwikkeling inziet en tracht deze op te heffen. Dan keert zijn wil zich niet langer tegen de goddelijke wil. Hij leeft in de goddelijke orde en dientengevolge beperkt hij de toestand van lijden die alleen de uitwerking van zijn tegen God gerichte wil was.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte