Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2165

2165 Gebed voor de zielen in het hiernamaals die op aarde geen liefde hebben verworven

24 november 1941: Boek 31

De lijdensweg van een niet verloste ziel is de mensen niet te beschrijven. En toch moeten ze weten dat het een onvoorstelbaar troosteloze toestand is die ze moet verdragen. En dit weten moet de mensen ertoe aanzetten zulke zielen hulpvaardig bij te staan en daarom gaat naar hen steeds weer de aanmaning uit deze zielen niet te vergeten. Ze zijn de mensen duizendvoudig dankbaar die hun in hun kwelling hulp brengen door voor hen te bidden. De zielen in het hiernamaals die bij hun overlijden mensen op aarde achterlaten met wie ze in liefde waren verbonden, zijn in het voordeel tegenover diegenen die op aarde geen liefde hebben verworven. De eersten volgen lieve gedachten en vrome wensen na, of door innig gebed voor zulke zielen wordt hun kracht toegestuurd en hun toestand kan zich daardoor aanzienlijk verbeteren. Elke liefdevolle gedachte wordt door de zielen als weldadig ervaren en wekt weer liefde op die zich nu uit tegenover de eveneens lijdende zielen. Maar de zielen die op aarde zonder liefde hebben geleefd, moeten leven in onuitsprekelijk gebrek en lijden. Zij zijn snel vergeten, of er wordt aan hen gedacht in liefdeloosheid en dit heeft een vreselijke uitwerking op hun toestand in het hiernamaals. Elke goede gedachte van de mensen op aarde aan de zielen in het hiernamaals verzacht hun kwellingen. Elke slechte gedachte vergroot ze. En de zielen zelf kunnen zich niet verweren of liefde van de mensen voor zichzelf afdwingen. Nu heeft dus de liefde of de liefdeloosheid een voelbare uitwerking en verlicht of bemoeilijkt de ziel het worstelen om opwaarts te komen.

Zielen die de liefde van de mensen op aarde helemaal moeten ontberen, zijn in de duistere omgeving alleen op zichzelf aangewezen. En hun nood is onuitsprekelijk groot. Aan deze zielen moet op aarde in het bijzonder worden gedacht in gebed, zodat zij de zegen van de voorspraak voelen. Dat ze de kracht van de liefde ervaren en er daardoor een verandering in hen plaatsvindt. Want zodra een liefdevolle gedachte zulke eenzame zielen even beroert, letten ze op en ze wenden zich naar de plaats vanwaar die gedachten uitgingen. Ze komen in de nabijheid van de mens die vol erbarmen aan hen heeft gedacht en slaan hem en zijn wezen, zijn handelen en zijn gedachtegang gade. Ze zullen ook nooit een mens in het nauw brengen die hun goed doet, ofschoon zij zelf maar tot weinig goede opwellingen in staat zijn. Doch ze piekeren over de reden ervan dat de toestand van hun lijden in de nabijheid van die mensen afneemt en zij door het gebed voor de worstelende zielen in de duisternis voelbare verlichting bespeuren. En ze leren inzien dat de liefde het enige middel is om hun toestand te verbeteren. En heeft de ziel dit inzicht verworven, dan wordt ze fijngevoelig en hulpvaardig, ook tegenover de andere zielen, en ze is de bitterste nood ontvlucht.

De mensen op aarde kunnen oneindig veel zielen verlossen uit hun nood, wanneer ze proberen zich de hulpeloosheid van deze zielen voor te stellen. Want als ze een vonkje liefde in zich voelen, moet dat grote leed hun aan het hart gaan en hun wil aansporen deze zielen te helpen. De mensen moeten in hun gebed deze arme zielen opnemen bij welke het aan kracht ontbreekt zichzelf te helpen. Ze moeten God aanroepen om genade en erbarmen voor deze zielen. Zij moeten ze hun liefde doen toekomen en nooit in liefdeloosheid aan een overledene denken om diens kwellingen niet te vergroten. Want de ziel is dan in het grootste gevaar dat ze geheel verhardt en elke goede opwelling in haar langzaam ophoudt. Maar de zielen moeten worden verlost en de mensen op aarde kunnen daartoe onuitsprekelijk veel bijdragen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte