Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2162

2162 Voor het accepteren van het woord van waarheid is geloof en een werkzaamheid in liefde vereist

23 november 1941: Boek 31

De geest uit God geeft alleen maar de waarheid en wat hij de mens bekend maakt, kan gerust als zodanig aangenomen worden. Maar wanneer de geest uit God aan het werk is, dan zal weer alleen maar de gelovige mens in staat zijn om het te beoordelen, want de ongelovige erkent zo’n geestelijk werkzaam zijn toch al niet. De gelovige mens doet zijn best om in de liefde te leven en is daardoor al in staat om God te herkennen, waar Hij Zich uit.

En dat zo veel mensen, die gelovig willen zijn, verzet bieden tegen het goddelijke woord, dat het resultaat van het werkzaam zijn van de goddelijke geest in de mens is, is kenmerkend voor de oppervlakkigheid van hun geloof. Ze kunnen wel alles in acht nemen, wat hun kerk hun voorschrijft te doen, maar als ze de liefde niet hebben, is alles slechts een lege vorm, en gaan ze nog in de duisternis van geest voort. Dan herkennen ze ook het licht niet, dat op hen schijnt, want pas de liefde in het hart van de mens scherpt het vermogen van inzicht.

En waar de wil tot het goede en juiste voor God in het hart wortelt, daar zal eveneens de kennis zijn, want hierin ontwaakt ook de goddelijke geestvonk tot leven en spoort de mens tot liefde aan. En deze goddelijke geestvonk zoekt verbinding met de geestelijke kracht, die door het overgedragen woord van God naar de mensen toestroomt. De vonk in het hart moet altijd wakker zijn om een goddelijk geestelijk werkzaam zijn te kunnen herkennen en voor het ontwaken van de geest is de goede wil en de werkzaamheid in liefde een eerste voorwaarde. De mens zal nu zonder bezwaar dat, wat hem overgedragen wordt, als waarheid accepteren.

Waar er weerstand tegen de goddelijke waarheid is, daar probeert de mens de geestelijke kennis nog met het verstand te doorgronden en via deze weg dringt hij nooit de goddelijke wijsheden binnen. En wat de mens verstandsmatig verkregen heeft, zal ook niet als kracht het menselijke hart binnendringen. Het zullen weer slechts holle woorden zijn, die het verstand van de mens bezighouden, maar niet diens hart. Want wat tot het hart moet spreken, moet uit de geest geboren zijn. Het moet geestelijk goed zijn, dat rechtstreeks vanuit het geestelijke rijk ontvangen en doorgegeven wordt door een in de liefde en het geloof staand mens.

Want dit woord zal kracht in zich bevatten. Het zal het menselijke hart treffen en de wil van de mens tot activiteit aansporen. Het zal effectief zijn, omdat het kracht uit God is. Goddelijk geestelijke kracht moet actief zijn, als de mens zich niet door ongeloof of liefdeloosheid tegen de uitwerking verzet. Het geloof en de liefde van de mens trekken onvermijdelijk de liefde van God naar zich toe en de liefde van God uit zich in kracht, die nu naar de mens toestroomt. Het goede en ware herkennen, het goede en ware willen en het ook uit kunnen voeren, wordt bewerkstelligd door de kracht uit God, die de mens door het goddelijke woord gegeven wordt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling