Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2155
2155 Waardering van het goddelijke geschenk is een vereiste voor het ontvangen hiervan
18 november 1941: Boek 31
Niets van waar hij naar verlangt om te weten, blijft voor de mens verborgen, als hij maar de juiste weg neemt. Hij moet zich naar daar wenden, waar hem opheldering gegeven kan worden, die met de waarheid overeenstemt. Wereldse kennis is ten dele waar, maar wat de wereld hem niet kan geven, dat kan God hem geven en waarlijk zonder vergissing, omdat God Zich niet kan vergissen en de zuivere waarheid voor Zijn schepselen toegankelijk wil maken.
Het is niet Gods wil, dat de kennis van de mens beperkt is. Het is niet Zijn wil, dat hij zonder kennis door het aardse leven gaat, maar Hij zal de kennis niet aan die mensen schenken, die er geen verlangen naar hebben en die het goddelijke geschenk daarom niet waarderen. De kennis van Zijn besturen en werkzaam zijn, van Zijn liefde voor de schepselen en het doel van de gehele schepping is iets dat zo kostbaar is, dat niets aards hier tegen op kan wegen.
En het staat alle mensen vrij om zich deze kennis toe te eigenen. Maar God zal nooit zulk kostbaar goed geven aan degenen, die alleen maar aandacht schenken aan de wereld en haar vreugden. Hij deelt uit, waar geestelijk goed begeerd wordt, maar Hij onthoudt hun het geschenk, omdat ze niet in staat zijn deze te ontvangen. Zodoende kan de mens zelf zijn graad van kennis bepalen en hij zal begrijpelijkerwijs net zo lang onwetend blijven, tot in hem het verlangen naar de waarheid ontwaakt. Als God ook deze mensen de waarheid zou doen toekomen, dan zou deze echter niet door hen als zodanig geaccepteerd worden en daarom heeft ook die mens het moeilijk, die hen onderwijzen wil en hen naar een ander denken wil leiden.
Het verlangen van degene, die voortdurend streeft, zal ook ontwaken of groeien. Maar wie in geestelijke traagheid volhardt, wie genoegen neemt met de kennis, die hem van menselijke zijde gegeven werd, die stelt zelf grenzen aan zijn kennis. De waarheid, kan hem niet geboden worden, want hij opent zijn hart en oren niet, maar hij sluit zich af voor de wijsheid uit God. Er bestaat niets, wat voor de mens gesloten blijft, als hij zich tot God Zelf wendt om opheldering te krijgen.
Maar hij weet niets van het goddelijk geestelijk werkzaam zijn. Hij weet niets van de samenhang tussen de Schepper en Zijn schepselen. Hij weet niets van Zijn liefde en zodoende is het onbegrijpelijk voor hem, dat en hoe hij het contact met Hem tot stand kan brengen. Maar hij is net zo weinig toegankelijk voor onderricht, want zijn wil is sterk. Hij wordt door de tegenstander van God beïnvloedt en daarom wijst hij af en blijft hij hardleers. De geest van de waarheid heeft een hart nodig, dat gewillig is om op te nemen, maar de wil om af te wijzen maakt het werkzaam zijn van de geest onmogelijk. Bijgevolg zal degene, die geen drang in zich voelt naar helderheid van de geest, in geestelijke duisternis blijven.
Het goddelijke geschenk is kostbaar en moet door een vragend hart verlangd en een dankbaar hart in ontvangst genomen worden. Maar waar het gebed om de overdracht van de waarheid niet aan voorafgaat, daar ontbreekt de waardigheid om het te ontvangen. En de mens blijft onwetend, ofschoon hij gelooft aardse kennis te hebben.
Amen
Vertaald door Peter Schelling