De voortdurende uitwisseling van geestelijke goederen (gedachten) van gevende geestelijke wezens met mensen en door deze met medemensen is eindeloos waardevol en draagt enorm veel bij aan de hervorming van het menselijke denken. Er bestaat geen manier, die eenvoudiger genoemd kan worden, om de mensheid naar de juiste kennis te leiden. Want dit is de meest informatieve en meest ware verklaring van dat, wat de mensen nog aanleiding tot vragen geeft.
Maar deze weg wordt niet vaak gegaan, zelfs wanneer de mensen deze weg gewezen wordt. En daarom is de waarheid maar heel weinig onder de mensheid te vinden, want degenen, die kennis uitdelen op aarde, staan meestal niet in verbinding met de geestelijke gevers. Bijgevolg onderwijzen ze alleen maar, wat ze van wereldse leraren ontvangen hebben. En dit biedt geen garantie voor de waarheid.
Maar als de zuivere waarheid door een mens aan de medemensen voorgedragen wordt, dan menen ze dat deze onaanvaardbaar is en dat heeft tot gevolg, dat de geestelijke uitwisseling maar zelden mogelijk is, want er wordt geen aandacht geschonken aan de aanwijzingen hiervoor. Er zijn talloze wezens in het hiernamaals tot geven bereid, maar er wordt niet naar geluisterd en er wordt niet naar hun geschenk verlangd.
De geestelijke kracht, die ze uit zouden willen stralen naar de aardse mensen, die kracht nodig hebben, wordt niet in ontvangst genomen. En dit is een onvoorstelbaar nadeel voor de gehele mensheid, want niets kan dit tekort vervangen. Niets kan de geestelijke ontwikkeling zo bevorderen dan het doorgeven van de waarheid, die de mens absoluut toegevoerd moet worden, als zijn ziel op aarde moet rijpen.
Elke mogelijkheid tot uitwisseling wordt verhinderd, zodra de mens het geloof in krachten in het hiernamaals en hun werkzaam zijn afgenomen wordt. Maar dit geloof kan niet door dwang voor de mensen behouden blijven. Ook uiten deze krachten zich alleen maar, waar het geloof in hun werkzaam zijn bijzonder sterk is, want het geloof is de vereiste om de mens naar zijn innerlijk te laten luisteren en pas dan kan hij de stem van deze geestelijke gever horen.
Maar de geestelijke vrienden kunnen zich niet op een andere duidelijke wijze uiten, als de vrijheid van het geloof niet aangetast mag worden. Want een mens, die gedwongen zou worden om in een werkzaam zijn in het hiernamaals te geloven, zou ook gedwongen worden in zijn handelen en denken en zou daarom nooit de graad van volmaaktheid bereiken.
Maar aan de andere kant is de uitwisseling met geestelijke krachten daarvoor absoluut noodzakelijk, want hun geestelijke beïnvloeding spoort de mens aan tot een bewust werken aan zijn ziel. Maar deze arbeid moet gedaan worden en wordt verwaarloosd, waar de geestelijke beïnvloeding niet plaats kan vinden door ongeloof of door een duidelijke weerstand tegen het werkzaam zijn van krachten in het hiernamaals. Want het staat de mens vrij hoe hij kiest. Dus zal hem ook het aardse leven gelaten worden, ofschoon hij het niet gebruikt voor zijn zielenheil.
Amen