Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2145

2145 Angst voor de dood – Moment van het overlijden verdriet of geluk?

9 november 1941: Boek 31

De mens kan leven en toch dood zijn in de geest en evenzo kan hij zijn lichamelijke leven verliezen en uit de doodslaap ontwaken tot het eeuwige leven. En hem wordt de keus tussen beide gelaten. Hij neemt zelf de beslissing over de dood of het leven van zijn ziel en hij hecht gedurende zijn leven op aarde toch zo weinig waarde aan dit voorrecht van een vrije keuze.

De toestand van de dood is voor elk mens een onbehaaglijke gedachte, als hij midden in het leven staat. En toch doen maar weinig mensen iets, om deze gedachten wat minder onbehaaglijk voor hen te maken. Dat kunnen ze met gemak, door zo te leven, dat er geen dood meer voor hen bestaat. Dat ze wedergeboren zijn tot het eeuwige leven. En dan heeft de dood voor hen de angel verloren en het moment van het scheiden van de aarde kan het heerlijkste moment zijn, zonder vrees en schrik of angstige onzekerheid over zijn verdere lot.

Het aardse leven op te geven, hoeft niet smartelijk te zijn. De ziel kan zich losmaken van het lichaam zonder enige doodsstrijd, als ze op aarde geen aandacht geschonken heeft aan het lichaam en de vereniging met de geest haar streven op aarde was. Dan is de geest al bij zijn leven naar het geestelijke rijk vooruitgesneld, want deze herkende dit als zijn ware vaderland. Hij zal nu ook dit vaderland zo aan zijn ziel beschrijven, dat ook zij verlangen heeft naar dit rijk en zodoende houdt niets op aarde ziel en geest meer tegen. Maar het lichaam is bij zulke mensen ook in een bepaalde staat van rijpheid en kwelt de ziel niet meer. Bijgevolg maakt de ziel zich gemakkelijk daarvan los en gaat het het rijk van de vrede binnen.

Maar waar het lichaam de geest in zich nog niet de vrijheid gaf, daar zal hij ook nog de grootste invloed uitoefenen op de ziel en omdat het lichaam aan de aarde hecht, zal hij dit verlangen ook op de ziel overdragen en de ziel ziet nu alleen maar, dat ze het haar lief geworden verblijf op de aarde moet verlaten en omdat ze zelf het moment niet tegenhouden of afwenden kan, overvalt haar een grote angst voor wat er “daarna” komt. Want tijdens het moment van de dood beseft ze duidelijk, wat ze verkeerd gedaan heeft en dat bedrukt haar buitengewoon en voor haar zal het moment van de dood een kwelling zijn, want ze komt in de duisternis terecht, waar er helder licht voor haar had kunnen schijnen. Haar toestand is nu troosteloos en vol verschrikkingen.

De mens heeft op aarde alleen maar geleefd voor zijn lichamelijke welzijn en zodoende oogst hij nu de vruchten van zijn leven. Het lichaam en de ziel ondergaan grote kwellingen, want de ziel kan het rijk van het licht niet binnengaan. Bijgevolg is ze verdoemd tot passiviteit, terwijl de zielen in het lichtrijk ononderbroken werkzaam mogen zijn en de werkzaamheid alleen al maakt eindeloos gelukkig.

Leven of dood is het lot van de zielen, die het aardse leven verlaten en leven of dood bepaalt de mens zelf tijdens zijn aardse leven. En het is zalig, als hij nog tijdig zijn wil actief laat worden, zodat hij de wereld leert verachten en onafgebroken aan zichzelf werkt. Dan zal ook voor hem het moment van de dood welkom zijn, want ze betekent voor hem het ontwaken tot het eeuwige leven. Ze is voor hem geen moment van verschrikking, maar de uiteindelijke bevrijding uit de geboeide toestand.

Amen

Vertaald door Peter Schelling