Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2118
2118 Levenskracht – Vrije wil – Verzoek om geestelijke kracht
16 oktober 1941: Boek 30
God onthoudt geen mens levenskracht, ofschoon ze niet altijd gebruikt wordt volgens Zijn wil. Maar omdat God de mens voor de tijd op aarde de vrije wil gegeven heeft, moet Hij hun ook de kracht doen toekomen om deze wil te gebruiken. En dat in elke richting. Hij zal hem dan niet hinderen in de uitvoering van tegen God inwerkende plannen door het onttrekken van Zijn kracht, maar Hij zal hem ook daartoe de levensstroom toe laten komen, omdat anders de vrije wil volledig nutteloos zou zijn.
Alleen verkwist de mens, die deze levensstroom ontvangt en het niet gebruikt om geestelijk te streven, iets waardevols, omdat hij met deze krachtstroom prachtige successen zou kunnen boeken, die duurzaam zijn voor de eeuwigheid. Maar in plaats hiervan gebruikt hij het voor een geheel onbelangrijk lichamelijk leven, dat zonder geestelijk streven waardeloos blijft, ofschoon het uiterlijk nog zo helder lijkt te glanzen.
De mens, die de levenskracht gebruikt om aansluiting te zoeken bij geestelijke kracht, zal begrijpelijkerwijs het buitengewone tot stand kunnen brengen, want die levenskracht laat de mens al in staat zijn tot buitengewone prestaties in aards opzicht. Hoeveel meer zou dat zijn, wanneer de mens nu naast deze levenskracht ook een beroep doet op de kracht van de vrienden in het hiernamaals? Deze kracht staat weliswaar eveneens alle mensen ter beschikking, maar kan pas verworven worden door een bewust vragen hierom, terwijl de levenskracht ook die mens toegestuurd wordt, die weinig of geheel geen verbinding heeft met de geestelijke wereld. En elk geschenk kan gebruikt worden volgens de vrije wil.
Maar de levenskracht zal hem ontnomen worden, als de voor hem bestemde gang over de aarde door de mens afgelegd is. Dan kan hij met lege handen en onwetend aan de poort van de eeuwigheid staan, want hij heeft geen aandacht geschonken aan een genade. Hij heeft niet gevraagd om de kracht uit God om zijn wil op de juiste manier te kunnen gebruiken, want de geestelijke kracht staat hem eveneens ter beschikking, maar hij had voldoende aan de levenskracht en gebruikte deze ook niet op de juiste manier.
En dit betekent hetzelfde als achteruitgang, want hij staat nog op dezelfde trede als voor de belichaming op aarde. Hij nam van God een geschenk in ontvangst, zonder het te gebruiken, want hij moest met dit geschenk werken, maar hij gebruikte het alleen maar voor het welbehagen van het lichaam. God ontneemt hem de kracht niet voor de tijd van zijn levensduur, want hoe hij het gebruiken moet, wordt hem niet voorgeschreven. Maar eens moet hij zich verantwoorden, als hij geen aandacht geschonken heeft aan het goddelijke geschenk.
Amen
Vertaald door Peter Schelling