Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/2116
2116 Aardse en geestelijke omwentelingen
15 oktober 1941: Boek 30
De grootste omwentelingen staan de wereld nog voor de deur en dit in elk opzicht. Zowel aards alsook geestelijk zal er een volledig nieuwe tijd aanbreken. Een tijd van onrust en van strijd. Een tijd van verwoesting en van wederopbouw. Mensenlevens zullen vernietigd worden. De successen van het aardse streven zullen in niets uiteenvallen. Scheppingen zullen door mensenhand verwoest worden en catastrofale natuurgebeurtenissen zullen het aardoppervlak veranderen. En geestelijk zullen eveneens grote veranderingen te verwachten zijn, want de wereld zal ook de bestaande geestelijke richtingen de strijd aanzeggen. Ze zal ook daar op elke manier verwoestend ingrijpen.
En God laat de mensen net zo lang hun wil behouden, zolang hun verwoestingswerk alleen maar de buitenste schil betreft. Pas wanneer de kern in gevaar is, grijpt God Zelf in. Dat wil zeggen wanneer de goddelijke leer van de liefde totaal vernietigd moet worden. Wanneer de mensheid in haar denken volledig misleid wordt en de maatregelen van de wereld goedkeurt. Dan bestaat het gevaar van een geestelijke achteruitgang, en dan is hulp geboden.
Maar de tijd zal komen, waar de gebeurtenissen in een stroomversnelling raken. Waar geestelijk en aards een demonisch werkzaam zijn te herkennen is. Waar niets meer bij het oude gelaten blijft. In plaats daarvan zullen vernieuwingen ingevoerd worden, die een volledige omwenteling van het bestaande betekenen.
En dan moet de mens zijn beoordelingsvermogen gebruiken. Hij moet juist denken en juist handelen. Hij moet instemmen met wat goed is en verafschuwen wat duidelijk het werkzaam zijn van de satan is. Hij moet God om hulp, om kracht en genade en rechtvaardig denken smeken. Hij moet opkomen voor wat hij voor juist houdt en zich niet door het gedogen van onrecht medeschuldig maken aan handelingen, die hij verhinderen kan. Die de mensen aangedaan worden, die zich niet kunnen verweren.
De geestelijke strijd zal zulke vormen aannemen, dat de mensen, die niet heel erg sterk geloven en hun kracht van God vragen, hun tegenstand opgeven. Hij zal die mensen, van wie de traditionele overleveringen afgenomen worden en waaraan ze te grote waarde toekennen, erg aan het wankelen brengen. Maar God laat toe, wat nog een zegenrijk effect kan hebben, maar Hij zal Zelf ingrijpen, als de mensen het gevaar lopen om hun geloof in een rechtvaardige God te verliezen.
God voorziet wat er komt en dienovereenkomstig is ook Zijn werkzaam zijn. Ook Hij bereidt de strijd voor. Ook Hij stelt Zijn leger samen, maar Zijn wapens zijn andere, dan de wereld gebruikt. De wereld wil verwoesten. God bouwt dezelfde op en de wereld zal steeds alleen maar dat kunnen verwoesten, wat werelds ontstaan is. Maar geestelijke goederen zijn onaantastbaar voor diegenen, die aards grote macht bezitten, want God Zelf geeft geestelijke goederen en een goddelijk geschenk kan nooit verwoest worden door de aardse macht. Maar wat aan de wil van de mensen om te verwoesten ten prooi valt, is niet van God en daarom moeten zulke verwoestingen niet al te hoog getaxeerd worden. Ook niet wanneer ze schijnbaar het geestelijke streven betreffen.
Maar waar de strijd van de wereld tegen God Zelf gericht is, daar zal God Zelf Zich tegenover de tegenstander opstellen en diens nederlaag zal verschrikkelijk zijn. Maar wat er ook over de mensheid komen mag, die mensen, die God trouw blijven en de wereld niet vrezen, zullen als overwinnaar tevoorschijn komen. Want er is een Macht, Die sterker is dan de aardse macht. De mensen moeten aan Haar onderworpen zijn en alleen Haar vrezen.
Amen
Vertaald door Peter Schelling